ECLI:NL:RBDHA:2017:14542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
NL17.12673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Sleeswijk Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser met betrekking tot deelname aan demonstraties in het Rif-gebied

Op 11 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Marokkaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd op 10 november 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser, die vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Marokko vanwege zijn betrokkenheid bij demonstraties in het Rif-gebied en zijn vriendschap met een activist, stelde dat hij slachtoffer was van politiegeweld en dat zijn familieleden ook in gevaar waren. Tijdens de zitting op 5 december 2017 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig achtte, maar de vrees voor vervolging in Marokko niet aannemelijk kon maken. De rechtbank volgde de staatssecretaris in het standpunt dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat het aan de eiser was om aan te tonen dat zijn situatie anders was. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen, en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag op goede gronden was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun individuele situatie en de risico's die zij lopen bij terugkeer naar hun land van herkomst overtuigend aan te tonen, vooral wanneer hun land als veilig wordt beschouwd. De rechtbank wees erop dat de door de eiser overgelegde documenten niet voldoende waren om zijn claims te onderbouwen, en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de beoordeling van de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.12673

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Söylomez).

ProcesverloopBij besluit van 10 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 1 oktober 2017 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De duur van het inreisverbod zoals dat reeds aan eiser was opgelegd, heeft verweerder verhoogd naar vijf jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.12674, plaatsgevonden op 5 december 2017. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] 1985.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bevriend is met [persoon A] , tevens leider van de Riffijnse volksbeweging [beweging] in [buitenland] . Eiser heeft zelf ook vijf keer deelgenomen aan demonstraties in [buitenland] . Hierdoor wordt eiser als het hulpje van [persoon A] gezien. Eisers moeder en broer zijn door de politie mishandeld en zijn neef is gearresteerd en mishandeld door politieagenten. Eisers heeft tijdens het nader gehoor een nieuwsartikel van 21 september 2017 opgezocht van de website [website 1] , waarin volgens eiser ten onrechte staat dat hij vanaf zijn vlucht continu contacten zou onderhouden met [persoon B] . Hij stelt dat de Marokkaanse veiligheidsdienst deze verdenkingen hem in de schoenen schuift. Hij ontkent echter [persoon B] als meer dan een kennis te kennen. Eiser heeft bij zijn zienswijze een tweede nieuwsartikel van 17 september 2017 van voornoemde website overgelegd, waarin volgens eiser ten onrechte staat dat de groep [persoon B] aanzienlijke bedragen van eiser heeft ontvangen. Ook staat hierin dat eiser contact heeft opgenomen met [directeur website 2] , directeur van de website ‘ [website 2] ’ inzake het binnensmokkelen van wapens in Marokko. Ook heeft eiser bij zijn zienswijze processen-verbaal van opsporingen van de Marokkaanse politie overgelegd, onder meer van 2 juni 2017, waaruit volgt dat telefoongesprekken van eiser zijn getapt. Eiser vreest bij terugkeer naar Marokko voor zijn leven zijdens de Marokkaanse autoriteiten.
3. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder gevolgd dat eiser in [buitenland] aan demonstraties heeft deelgenomen. Dat eiser in Marokko in de negatieve belangstelling is komen te staan in verband met zijn vriendschap met [persoon A] en deelname aan de demonstraties in [buitenland] , heeft verweerder echter niet geloofwaardig geacht. Evenmin heeft verweerder gevolgd dat eisers moeder, broer en neef zijn mishandeld en dat zijn neef tevens is gearresteerd. Dat eiser in de negatieve belangstelling staat omdat hem ten onrechte steun aan [persoon B] wordt toegedicht, heeft verweerder ook niet geloofwaardig geacht. Dit heeft eiser niet in zijn vrije relaas naar voren gebracht en de overgelegde nieuwsartikelen in dit kader zijn bovendien afkomstig van een niet-verifieerbare en mogelijk subjectieve bron.
4. Eiser voert in beroep aan dat op grond van de door hem ingebrachte stukken niet langer kan worden gesteld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Marokkaanse autoriteiten staat. Hij overlegt een Franstalige e-mail van de advocaat van journalist [journalist] , met wie eiser contact had en die onderdeel uitmaakt van hetzelfde onderzoek en telefoontaps als waaraan eiser werd onderworpen dit jaar. Uit deze e-mail kan volgens eiser blijken dat de doodstraf dreigt voor de journalist in verband met zijn betrokkenheid bij de demonstraties in het Rif-gebied. Ook overlegt eiser een rapport van de mensenrechtenorganisatie Forum voor Mensenrechten in Noord Marokko van 10 oktober 2017, gericht aan de Veiligheidsraad van de VN, waaruit volgt dat sprake is van systematische folteringen van burgers die zijn gearresteerd in verband met de opstanden in het Rif-gebied. Eiser stelt dat Marokko in zijn algemeenheid wellicht als veilig te beschouwen is, maar dat dit in zijn individuele geval anders is. Hij stelt dat verweerder een individueel ambtsbericht had moeten laten opstellen over zijn situatie.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:209) geoordeeld dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijk voorgeschreven vereisten en dat verweerder Marokko dus als veilig land van herkomst heeft mogen aanmerken. Omdat verweerder Marokko als veilig land van herkomst heeft kunnen aanmerken, bestaat er een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Marokko voor hem wegens zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
6. De aanwijzing van Marokko als veilig land is in zijn algemeenheid niet in geschil.
Wel meent eiser dat die aanwijzing in zijn specifieke geval niet kan worden tegengeworpen. De rechtbank volgt verweerder echter in het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Marokkaanse autoriteiten staat. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt zijn de door eiser overgelegde nieuwsartikelen van de website [website 1] afkomstig van een niet-verifieerbare en mogelijk subjectieve bron. Daarbij is niet duidelijk geworden door wie en op basis van welke informatie deze nieuwsberichten zijn geschreven. Verder is eiser niet in staat gebleken om duidelijk te maken dat de artikelen zijn relaas onderbouwen. Het relaas zoals eiser dat in het vrije relaas tijdens het nader gehoor naar voren heeft gebracht komt niet overeen met de informatie die genoemd staat in de artikelen. Eiser heeft expliciet verklaard dat hij enkel voor de Marokkaanse autoriteiten vreest vanwege zijn deelname aan demonstraties in [buitenland] , zijn vriendschap met [persoon A] en de mishandeling van zijn moeder en broertje. Verweerder heeft eiser mogen aanrekenen dat hij in eerste instantie niets heeft verklaard over de toegedichte relatie met [persoon B] wiens groep eiser geld zou hebben gestuurd en het contact dat hij zou hebben gehad met de journalist [directeur website 2] . Dat hij hierover niet verklaard zou hebben, omdat dit allemaal leugens zijn, heeft verweerder terecht niet gevolgd. Als eiser vanwege deze toegedichte activiteiten vervolging vreest, mag verwacht worden dat hij hierover verklaart. Vanwege de discrepantie tussen eisers relaas en de strekking van de documenten die hij heeft overgelegd, begrijpt de rechtbank dat verweerder twijfelt of de betreffende stukken op eiser zien of op een naamgenoot. Daarbij heeft verweerder terecht meegewogen dat het proces-verbaal van 2 juni 2017 ook niet past in het tijdsverloop zoals door eiser geschetst. Eiser zou immers pas in juli augustus en september deelgenomen hebben aan demonstraties. Dat eiser werd afgetapt vanwege (toegedichte) politieke activiteiten blijkt hier ook niet uit. Verweerder was dan ook niet gehouden een individueel ambtsbericht te laten opstellen.
Dat eiser bij terugkeer naar Marokko reeds een gevangenisstraf te wachten staat vanwege de geloofwaardig geachte deelname aan demonstraties in [buitenland] over de achterstelling van de Rif-regio, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Het rapport van de mensenrechtenorganisatie Forum voor Mensenrechten in Noord Marokko van 10 oktober 2017 en het ter zitting besproken artikel van Amnesty International “Marokko: tientallen Rif-demonstranten gemarteld in gevangenschap” van 12 augustus 2017 onderbouwen dit evenmin.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiser op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Ook overigens bestaat geen aanleiding om de afwijzing als kennelijk ongegrond van eisers asielaanvraag voor onjuist te houden.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Voor zover eisers verwijzing in beroep naar zijn zienswijze betrekking heeft op de verhoging van de duur van het inreisverbod, overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd hierop is ingegaan. Nu eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd waarom verweerder gemotiveerde standpunt in het bestreden besluit onjuist zou zijn kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel