Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser] ,
thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Iraakse nationaliteit, had zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze was op 21 april 2017 afgewezen. De staatssecretaris had daarbij gesteld dat eiser geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen op het voornemen tot afwijzing. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij wel degelijk een zienswijze had ingediend op 24 februari 2017, waarvan hij een afschrift in het beroep had overgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een zienswijze heeft ingediend, en dat de staatssecretaris had moeten opmerken dat een eerdere brief van eiser niet in het dossier was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in strijd met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht had gehandeld door de zienswijze niet bij de besluitvorming te betrekken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiser in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 990,-. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter R. Raat, in aanwezigheid van griffier R.P.H. Evers.