ECLI:NL:RBDHA:2017:14707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
NL17.12776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese moeder en kind niet-ontvankelijk verklaard wegens bescherming in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese moeder en haar minderjarige kind. De moeder had op 22 december 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, omdat zij werd lastiggevallen door soldaten van het Eritrese leger. De aanvraag werd echter niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de moeder internationale bescherming geniet in Italië, waar zij een visum voor gezinshereniging heeft gekregen, geldig tot 19 december 2017.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en haar kind in Italië kunnen verblijven bij de echtgenoot van de moeder, die daar de vluchtelingenstatus heeft. De moeder voerde aan dat terugkeer naar Italië zou leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM, omdat zij geen toegang zou hebben tot adequate huisvesting en medische zorg. De rechtbank oordeelde echter dat de situatie van de moeder niet vergelijkbaar was met eerdere uitspraken waarin asielzoekers geen huisvesting konden krijgen in Italië. Bovendien was er geen onderbouwing dat de Italiaanse autoriteiten niet in staat zouden zijn om de moeder en haar kind adequaat op te vangen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk had verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van de moeder werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.12776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, mede namens haar minderjarige kind
[kind]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 8 november 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL17.12777, plaatsgevonden op 30 november 2017 te Breda. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Eritrese nationaliteit. Op 22 december 2016 heeft zij een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij werd lastiggevallen door soldaten van het Eritrese leger vanwege de desertie van haar echtgenoot. Deze soldaten hebben haar gedurende drie dagen gedetineerd en ondervraagd. Na te zijn vrijgelaten hoorde zij dat ook haar schoonfamilie werd lastiggevallen. Toen haar schoonmoeder haar duidelijk maakte dat zij verantwoordelijk kon worden gehouden voor het handelen van haar echtgenoot, is eiseres gevlucht.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder stelt dat eiseres internationale bescherming geniet in Italië. Daarbij baseert verweerder zich op informatie van de Italiaanse autoriteiten waaruit blijkt dat eiseres daar in het bezit is gesteld van een visum voor gezinshereniging, geldig tot 19 december 2017.
3. Eiseres voert aan dat zij door terugkeer naar Italië terecht zou komen in een situatie in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat zij daar geen toegang heeft tot adequate huisvesting en medische zorg. Daarnaast voert eiseres aan dat zij als alleenstaande, zwangere vrouw met een minderjarig kind is aan te merken als bijzonder kwetsbaar zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 november 2014 inzake Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712. Verweerder had daarom volgens eiseres ten minste aanvullende garanties moeten bedingen bij de Italiaanse autoriteiten om te garanderen dat zij goed zal worden opgevangen.
4. De rechtbank stelt allereerst het volgende vast. Niet in geschil is dat eiseres door de Italiaanse autoriteiten in het bezit is gesteld van een visum voor gezinshereniging, geldig tot 19 december 2017. Evenmin is in geschil dat de echtgenoot van eiseres in Italië verblijft en daar de vluchtelingenstatus heeft. Ter zitting is duidelijk geworden dat aan eiseres momenteel vanwege haar zwangerschap uitstel van vertrek als bedoeld in artikel 64 van de Vw is verleend tot zes weken na haar bevalling.
5. Eiseres beroept zich ter onderbouwing van haar beroep op artikel 3 van het EVRM allereerst op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 28 augustus 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:4376. In die uitspraak ging het om vreemdelingen die met stukken hadden onderbouwd dat zij ondanks herhaalde aanvragen daartoe geen huisvesting of opvang konden krijgen in Italië. Eiseres heeft echter verklaard dat zij bij haar echtgenoot kan verblijven, die geen eigen woning heeft en met vier mannen samen in een woning verblijft, maar dat zij is doorgereisd naar Nederland omdat zij dit niet zag zitten. Dit heeft zij gedaan binnen twee weken en zonder eerst te proberen om in Italië andere huisvesting te verkrijgen. Omdat de situatie van eiseres onvoldoende vergelijkbaar is met die in de uitspraak, is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eisers op deze uitspraak niet slaagt.
6. Eiseres heeft verder een beroep gedaan op de rapporten van het US Department of State van 3 maart 2017, Asylum Information Database van 28 februari 2017 en Schweizerische Flüchtlingshilfe van 15 augustus 2016, waaruit volgens haar blijkt dat er in Italië een tekort is aan voorzieningen voor mensen met een verblijfsstatus. Eiseres heeft echter niet onderbouwd wat deze rapporten betekenen voor haar eigen situatie zoals in de vorige overweging omschreven. Daarom is de rechtbank van oordeel dat ook het beroep van eiseres op deze rapporten niet slaagt.
7. Eiseres beroept zich ter onderbouwing van haar stelling dat verweerder aanvullende garanties had moeten bedingen bij de Italiaanse autoriteiten op de
viewsvan het mensenrechtencomité van de Verenigde Naties van 10 april 2017,
CCPR /C/119/D/2512/2014 en van 21 april 2017, CCPR /C/119/D/2681/2015. De rechtbank stelt vast dat het hierin ging om vreemdelingen die gedurende een eerder verblijf in Italië slecht zijn behandeld. Nu dit voor eiseres niet geldt, slaagt haar beroep op deze
viewsniet.
8. Eiseres beroept zich verder op de pagina’s 18 en 19 van het document ‘Veelgestelde vragen Italië – Dublin-terugkeerders’ van Vluchtelingenwerk Nederland van augustus 2017 en op het rapport van Artsen Zonder Grenzen van 12 april 2016. Daaruit blijkt volgens haar dat de Italiaanse autoriteiten de eerste vijf jaar geen huisvesting ter beschikking stellen aan statushouders terwijl een formele woonplaats vereist is om toegang te krijgen tot medische zorg. De rechtbank stelt echter vast dat uit deze informatie blijkt dat asielzoekers zich kunnen registreren bij de nationale gezondheidsdienst zodra zij een verblijfsstatus krijgen en dat aan deze registratie dezelfde rechten en verplichtingen verbonden zijn als aan registraties van Italiaanse staatsburgers. Problemen treden pas op als de gezondheidskaart moet worden verlengd en de statushouder niet kan verblijven in de woonplaats die hij bij de verlenging van zijn verblijfsvergunning heeft opgegeven.
9. In algemene zin overweegt de rechtbank verder nog dat het Tarakhel-arrest betrekking had op vreemdelingen wiens recht op internationale bescherming nog moest worden vastgesteld, terwijl de Italiaanse autoriteiten ten aanzien van eiseres al hebben toegezegd haar bescherming te verlenen.
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw en terecht geen aanleiding heeft gezien om aanvullende garanties te bedingen bij de Italiaanse autoriteiten.
11. Het beroep is ongegrond. Om die reden bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel