ECLI:NL:RBDHA:2017:14743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
NL17.2637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Congolese vrouw met langdurig verblijf in Kinshasa en de afwijzing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Congolese vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiseres heeft drie jaar in Noord-Kivu gewoond en verweerder heeft haar een vestigingsalternatief in Kinshasa tegengeworpen. De rechtbank constateert dat eiseres tot haar 72e levensjaar in Kinshasa heeft gewoond, maar dat verweerder niet heeft meegewogen dat eiseres nooit als alleenstaande heeft geleefd en geen sociaal netwerk heeft in Kinshasa. De rechtbank verwijst naar een e-mail van een landenexpert die stelt dat eiseres, gezien haar achtergrond, geen menswaardig bestaan in Kinshasa kan hebben. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van eiseres verwacht kan worden dat zij zich in Kinshasa kan vestigen.

De rechtbank vernietigt het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet is aangetoond dat eiseres een netwerk heeft dat haar kan ondersteunen bij haar terugkeer naar Kinshasa. De rechtbank beveelt verweerder om binnen vier weken na deze uitspraak opnieuw op de aanvraag te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 990,- worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.2637
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] eiseres

(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als rechtsopvolger van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. H. Ҫöplü).
Procesverloop
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. K. A. Matadi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Congolese (DRC) nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum 1] .
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Eiseres heeft verklaard dat zij [eiseres 1] is, geboren
op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] in Congo. Zij behoort tot de etniciteit
Mulumba en is weduwe;
2. De moord op de zoon en schoondochter van eiseres door rebellen.
3. Verweerder heeft zich ten aanzien van element 1 op het standpunt gesteld dat de herkomst van eiseres uit Kinshasa (DRC) wordt gevolgd. Eiseres heeft haar identiteit echter
onvoldoende onderbouwd, gelet op het ontbreken van echte identiteitsdocumenten en het overleggen van een vals document en verklaringen omtrent het verkrijgen van een identiteitsdocument. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat dit zo moet worden begrepen dat de identiteit van eiseres niet geloofwaardig wordt geacht. Verweerder heeft zich ten aanzien van element 2 op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het een op haar zoon en schoondochter gerichte actie betrof. Zij heeft daarom evenmin aannemelijk gemaakt dat de personen die haar zoon en schoondochter hebben aangevallen ook haar en haar kleinkinderen iets wilden aandoen. Eiseres heeft de laatste drie jaar verbleven in Beni, in Noord-Kivu. In Noord-Kivu is sprake van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, aanhef en ten 3e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) maar eiseres heeft een vestigingsalternatief in Kinshasa. De aanvraag is afgewezen op grond van artikel 31 van de Vw 2000.
4. Eiseres voert aan dat uit het gehoor blijkt dat er voldoende signalen waren dat het gehoor voor eiseres een te zware emotionele belasting vormde. Dat eiseres tijdens het gehoor heeft aangegeven dat zij het gehoor wilde voortzetten komt doordat zij sociaal
wenselijke antwoorden wilde geven en ook graag van het gehoor af wilde zijn. Niet kan dan ook worden volgehouden dat eiseres haar verhaal goed heeft kunnen vertellen.
De rechtbank stelt vast dat eiseres op diverse momenten in het gehoor heeft laten blijken, zowel door verbale als door non-verbale communicatie, dat het gehoor haar zwaar viel. De rechtbank verwijst hierbij naar de voorbeelden die in de gronden van beroep zijn opgenomen. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden afgeleid dat eiseres anders heeft verklaard dan zij zou hebben willen verklaren. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat eiseres in beroep niet heeft aangegeven wat zij anders of niet zou hebben willen verklaren. Verweerder heeft dan ook van de verklaringen van eiseres uit mogen gaan.
5. Eiseres voert aan dat onduidelijk is wat verweerder bedoelt te stellen aangaande het
gericht, dan wel ongericht zijn van de moord op de zoon en de schoondochter van eiseres. Verweerder stelt dat bij een gerichte actie het risico op schade veel groter is, daarmee erkennend dat eiseres hoe dan ook risico loopt. Niet wordt gemotiveerd waarom het risico in het ene geval groter is dan in het andere. Voorstelbaar is dat eiseres wordt gezien als getuige van de moorden nu zij op de moordlocatie aanwezig was. Zij loopt bij terugkeer naar de DRC dan ook een 3 EVRM-risico.
De rechtbank overweegt dat eiseres niet precies weet door wie haar zoon en schoondochter zijn gedood. Van haar kleinkinderen heeft ze vernomen dat het rebellen waren (pagina 14 nader gehoor) maar hoe de kleinkinderen dat wisten of wie die rebellen waren of wat hun nationaliteit was, weet eiseres niet. Nu niet duidelijk is door wie de zoon en schoondochter van eiseres zijn vermoord, kan ook niet worden beoordeeld of eiseres, vanwege deze moord, persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging of voor ernstige schade. Verweerder heeft er in het bestreden besluit verder terecht op gewezen dat er geen aanwijzingen zijn waaruit geconcludeerd kan worden dat eiseres gezocht wordt door de personen die haar zoon en schoondochter hebben vermoord. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres heeft te vrezen voor vervolging dan wel een reëel risico loop op ernstige schade.
6.1
Eiseres heeft aangevoerd dat zij op de lokatie aanwezig was waar haar zoon en schoondochter werden vermoord, een voor eiseres traumatische ervaring, maar dat verweerder haar niettemin terug wil sturen naar het land waar dit alles is voorgevallen. Uit het traumatabeleid volgt niet dat de details achter het trauma moeten kunnen worden vastgesteld. Verweerder heeft de moord geloofwaardig geacht zodat eiseres in het bezit moet worden gesteld van een verblijfsvergunning.
6.2
In C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is vastgelegd dat alleen een geslaagd beroep kan worden gedaan op het beleid, wat kan leiden tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, indien de handelingen zijn veroorzaakt door de autoriteiten van het land van herkomst, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat is of niet bereid is bescherming te bieden. Voor een geslaagd beroep is verder vereist dat de vreemdeling is geconfronteerd met een gebeurtenis in het land van herkomst, waarbij de daders van die gebeurtenissen in het land van herkomst niet bestraft worden.
6.3
In rechtsoverweging 5 is reeds overwogen dat eiseres niet weet wie de daders van de moord zijn. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld of voldaan wordt aan de voorwaarden van het beleid. Dat betekent dat verweerder eiseres een verblijfsvergunning op grond van dit beleid heeft kunnen onthouden. De beroepsgrond faalt daarom.
7.1
Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij een oude, kwetsbare, psychisch instabiele vrouw is. Door een vestigingsalternatief in Kinshasa tegen te werpen miskent verweerder de e-mailcorrespondentie van Anne Vandendriessche en Hans Romkema. Daaruit blijkt immers dat voor eiseres moet worden verwacht dat zij bij terugkeer naar de DRC weinig kans zal hebben op een menswaardig bestaan omdat ze geen netwerk heeft. Waar verweerder wijst op het deel van de e-mail waar staat dat het zeer onwaarschijnlijk zou zijn dat eiseres gezien haar achtergrond geen kennissen of familieleden meer in Kinshasa wordt miskend dat geloofwaardig is bevonden dat eiseres alleenstaand is. Eiseres heeft de laatste drie jaar in Beni gewoond en in verband met de hoge leeftijd van eiseres valt niet te verwachten dat de kennissen die zij in Kinshasa mogelijk heeft gehad, haar nog zullen (her)kennen, als zij überhaupt thans nog in leven zijn. Verweerder heeft, gelet op het hiervoor gememoreerde, ten onrechte de bij de zienswijze overgelegde artikelen niet op eiseres van toepassing geacht. Eiseres heeft in de aanvullende gronden van 11 juli 2017 twee brieven van VluchtelingenWerk overgelegd waarin wordt ingegaan op de algemene veiligheidssituatie in de DRC en in Kinshasa.
7.2
In paragraaf 10.5.2. Vc 2000 staat dat voor Congo DRC een vestigingsalternatief, in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc 2000, in Kinshasa wordt aangenomen als:
• de vreemdeling afkomstig is uit een gebied waarvan in paragraaf C7/10.4.1 Vc is vermeld dat er een uitzonderlijke situatie is; en
• de vrees van de vreemdeling niet is gebaseerd op de vreemdeling zelf betreffende omstandigheden, maar alleen een gevolg is van de uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc.
Niet in geschil is dat eiseres drie jaar in Beni heeft gewoond, dat is gelegen in Noord-Kivu. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 5 is overwogen is de vrees van eiseres alleen het gevolg van de uitzonderlijke situatie in Noord-Kivu. Eiseres komt dan ook in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van dit beleid, tenzij er voor haar een vestigingsalternatief in Kinshasa kan worden aangenomen.
7.3
In paragraaf C2/3.4 Vc 2000 staat dat verweerder aanneemt dat een ander gebied in het land van herkomst op grond van artikel 3.37d Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000) voldoet als vlucht- of vestigingsalternatief als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
“a. het gaat om een gebied in het land van herkomst waar de vreemdeling geen risico loopt op vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of voor daden als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, Vw óf toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c VV;
b. de vreemdeling kan op veilige en wettige wijze reizen naar en toegang verkrijgen tot dat gebied in het land van herkomst; en
c. van de vreemdeling kan redelijkerwijs worden verwacht dat hij zich in dat deel van het land vestigt.”
Ten aanzien van c geldt dat de vreemdeling zich in het gebied moet kunnen vestigen en een leven kunnen leiden onder omstandigheden, die naar plaatselijke maatstaven gemeten als normaal zijn aan te merken. De vreemdeling mag in het betreffende gebied niet achtergesteld worden in de uitoefening van essentiële rechten ten opzichte van de overige bevolking. Daarnaast mogen de levensomstandigheden in het betreffende gebied in zijn algemeenheid niet zodanig zijn dat dit op zichzelf al kan leiden tot een humanitaire noodsituatie.
7.4
Voor zover eiseres met een verwijzing naar de informatie over de algemene veiligheidssituatie in Kinshasa betoogt dat niet is voldaan aan de voorwaarde genoemd in artikel 3.37d, aanhef en onder a, van het VV 2000 faalt dat betoog. Uit de informatie blijkt weliswaar van geweldsincidenten maar dat er sprake is van ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict kan uit deze informatie niet worden afgeleid. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt een risico te lopen op ernstige schade.
7.5
Ten aanzien van de voorwaarde genoemd in artikel 3.37d, aanhef en onder c, van het VV 2000 overweegt de rechtbank als volgt. Niet is in geschil dat eiseres tot haar 72e levensjaar in Kinshasa heeft gewoond. Evenmin is in geschil dat zij in die periode geen problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft die omstandigheden dan ook terecht meegewogen in de vraag of van eiseres redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zich in Kinshasa vestigt. Verweerder heeft uit dit langdurig verblijf in Kinshasa evenwel ook afgeleid dat eiseres dus over een netwerk in Kinshasa beschikt en dit bepalend geacht voor de vraag of eiseres zich in Kinshasa zal kunnen vestigen en een leven zal kunnen leiden onder omstandigheden die naar plaatselijke maatstaven gemeten als normaal zijn aan te merken. Verweerder heeft daarbij echter niet meegewogen dat eiseres nimmer ergens als alleenstaande heeft gewoond en geleefd. Tot aan het vertrek uit Kinshasa woonde zij immers samen met haar man en toen deze overleed is zij naar Beni vertrokken zodat haar zoon voor haar zou kunnen zorgen. Na de dood van haar zoon en schoondochter heeft zij in een klooster verbleven. Volgens in het besluit niet betwiste verklaringen van eiseres heeft zij geen familie. In het e-mailbericht van Hans Roukema, werkzaam bij het onderzoeksinstituut The Wilson Center in Washington DC en naar zeggen van eiseres landenexpert DRC, van 2 april 2017 staat verder dat als het verhaal van eiseres klopt, waarmee wordt gedoeld op het ontbreken van een sociaal netwerk, zij geen menswaardig bestaan in Kinshasa zal hebben.
Zo verweerder er al in zou moeten worden gevolgd dat de enkele omstandigheid dat eiseres 72 jaar in Kinshasa heeft gewoond meebrengt dat zij een netwerk heeft, is daarmee niet gezegd dat dit netwerk ook in staat zal zijn om eiseres, gegeven haar specifieke achtergrond, zodanig te kunnen bijstaan dat zij een normaal leven zal kunnen leiden. De rechtbank stelt in dat kader vast dat aan eiseres geen vragen zijn gesteld over dit mogelijk bestaande netwerk en wat dit netwerk voor haar zou kunnen betekenen. Dat eiseres wel kerken kent in Kinshasa, zoals verweerder in het bestreden besluit maar ook ter zitting stelt, maakt dit niet anders. De aanwezigheid van kerken en kloosters in Kinshasa is weliswaar aan de orde gekomen tijdens het nader gehoor maar de vragen die daarover zijn gesteld zijn geplaatst in het kader van de bescherming, niet in het kader van (een alternatief voor) een netwerk. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zijn standpunt dat van eiseres redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zich in Kinshasa vestigt niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder heeft eiseres dan ook geen vestigingsalternatief in Kinshasa kunnen tegenwerpen.
8. Gelet op het voorgaande is het besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
9. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 990,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 495,--; wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 17 mei 2017;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag dient te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak, binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 990,- te voldoen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van drs. M.P. de Zwart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2017.
Griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel