ECLI:NL:RBDHA:2017:14818
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige naar Suriname
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 december 2017 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de vader, [Y], om vervangende toestemming te verlenen voor een reis met zijn minderjarige dochter, [minderjarige], naar Suriname in de kerstvakantie van 23 december 2017 tot en met 6 januari 2018. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.A. Comley, verzocht om toestemming om met [minderjarige] op vakantie te gaan, terwijl de moeder, [X], die het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft, zich hiertegen verzette. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Braat, voerde aan dat het in het belang van [minderjarige] was om in Nederland te blijven en te studeren voor haar aankomende toetsweek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de standpunten van beide ouders. De minderjarige heeft zich zowel schriftelijk als in raadkamer over het verzoek uitgelaten en gaf aan veel zin te hebben in de reis. De rechtbank overwoog dat de wens van de vader om met zijn dochter op vakantie te gaan, onder de relevante wetsartikelen valt, en dat de moeder, hoewel zij het gezag uitoefent, ook de verplichting heeft om de ontwikkeling van de banden tussen [minderjarige] en haar vader te bevorderen.
Na afweging van de belangen van [minderjarige] en de argumenten van beide ouders, concludeerde de rechtbank dat het in het belang van [minderjarige] was om met haar vader op vakantie te gaan. De rechtbank verleende daarom de gevraagde vervangende toestemming voor de reis naar Suriname en voor het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.