In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2017 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een werknemer van ALDI en haar werkgever. De werknemer, die als caissière werkte, had op 7 september 2010 een ongeval gehad in de supermarkt, waarbij zij letsel opliep. De werknemer verzocht de rechtbank om ALDI aansprakelijk te stellen voor de schade die zij had geleden als gevolg van het ongeval, en om een voorschot op de schadevergoeding te ontvangen. De werknemer stelde dat het ongeval had plaatsgevonden in de uitoefening van haar werkzaamheden en dat ALDI haar zorgplicht had geschonden, alsook dat er sprake was van een gebrekkig opstal en onrechtmatige daad.
De rechtbank heeft de feiten van de zaak onderzocht, waaronder getuigenverklaringen van een collega van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat het ongeval niet had plaatsgevonden in de uitoefening van de werkzaamheden, omdat de werknemer op dat moment boodschappen voor zichzelf aan het doen was. De kantonrechter vond de verklaringen van de getuige, die kort na het ongeval waren afgelegd, van doorslaggevende betekenis en concludeerde dat de werknemer niet had aangetoond dat zij schade had opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden.
Daarom werd het verzoek van de werknemer afgewezen. De kantonrechter merkte op dat het ongeval het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en dat er geen sprake was van werkgeversaansprakelijkheid. De kosten van de procedure werden begroot op € 2.377,77, maar de verzochte veroordeling tot betaling van deze kosten werd afgewezen, omdat de aansprakelijkheid van ALDI niet vaststond.