ECLI:NL:RBDHA:2017:14927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
17/3421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • H.N. Pabbruwe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift ex artikel 591a Wetboek van Strafvordering door erfgenamen met betrekking tot kostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de erfgenamen van een overleden verdachte. Het verzoek, dat op 16 augustus 2017 was ingekomen, strekte tot een vergoeding van kosten ten laste van de Staat, in verband met de indiening en behandeling van het verzoek ex artikel 89 Sv. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie in de hoofdzaak niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het overlijden van de verdachte. Tijdens de behandeling van het verzoek op 12 december 2017 waren de verzoekers niet verschenen, maar hun raadsvrouw, mr. A.L. Pöll, was wel aanwezig. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, omdat het verzoek ex artikel 89 Sv ten onrechte zou zijn ingediend.

De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het niet evident was dat het verzoek ex artikel 89 Sv als ongegrond zou worden afgewezen. Dit betekende dat de verzoekers de mogelijkheid moesten hebben om hun verzoek ter beoordeling voor te leggen aan de rechtbank. Ondanks de afwijzing van het verzoek ex artikel 89 Sv, heeft de rechtbank geoordeeld dat er gronden van billijkheid bestonden om de verzoekers een vergoeding van € 280,- toe te kennen voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek. De rechtbank heeft besloten dat dit bedrag ten laste van de Staat zal worden overgemaakt op een door de verzoekers opgegeven rekeningnummer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/767279-16
Kenmerk RK: 17/3421
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

de erfgenamen van [naam] ,

geboren op [geboortedatum] te Den Haag,
te dezer zake domicilie kiezende te [adres] ,
[adres] , ten kantore van advocaat mr. J.Y. Taekema,
ingekomen op de griffie van deze rechtbank op 16 augustus 2017, strekkende tot een vergoeding ten laste van de Staat van de kosten van een bedrag van in totaal € 280,- dan wel € 550,- in verband met de kosten van het indienen en behandelen van het verzoek ex artikel 89 Sv en onderhavig verzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft dit verzoek op 12 december 2017 in raadkamer behandeld.
Verzoekers zijn – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet in raadkamer verschenen; wel aanwezig was hun raadsvrouw mr. A.L. Pöll, advocaat te Den Haag.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, nu het verzoek ex artikel 89 Sv ten onrechte zou zijn ingediend.

Beoordeling van het verzoek.

De strafzaak tegen [naam] is geëindigd door een inmiddels onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 12 mei 2017, waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek en het verzoek is tijdig ingekomen.
Kosten verzoekschrift
De rechtbank is van oordeel dat het niet zonder meer evident was dat het verzoek ex 89 Sv als ongegrond zou worden afgewezen – in welk geval het toekennen van een vergoeding uit de staatskas niet billijk zou zijn - en dat verzoekers dus de mogelijkheid moesten hebben om dit verzoek ter beoordeling voor te leggen aan de rechtbank. Dus hoewel bij beslissing van heden het verzoek ex artikel 89 Sv is afgewezen, is de rechtbank van oordeel dat er gronden van billijkheid bestaan om verzoekers voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek ex 89 Sv en bovengenoemd verzoek een vergoeding van € 280,- toe te kennen.

Beslissing.

De rechtbank:
- kent aan verzoekers toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal € 280,- (zegge: TWEEHONDERDTACHTIG euro) en bepaalt dat dit bedrag zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] [ten name van] te Den Haag o.v.v. Schadevergoeding [naam] 591(a) Sv, 09/767279-16.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. H.N. Pabbruwe, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Doornekamp en M. van Haalem, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2017.