In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf, en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser had een uitkering van €2.500,- ontvangen, maar was van mening dat hij in een hogere letselcategorie moest worden ingedeeld, namelijk categorie 4, in plaats van de toegewezen categorie 2. Eiser stelde dat de psychische gevolgen van de mishandeling, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en depressie, niet adequaat waren beoordeeld door de verweerster.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 14 januari 2014 slachtoffer werd van mishandeling in zijn juwelierszaak, wat leidde tot zowel fysiek als psychisch letsel. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds, die werd ingewilligd op basis van letselcategorie 2. In bezwaar stelde eiser dat zijn psychische klachten ernstiger waren dan door verweerster was erkend, en dat hij recht had op een hogere uitkering.
De rechtbank oordeelde dat verweerster in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiser in letselcategorie 2 viel. De rechtbank concludeerde dat de diagnoses van eiser, zoals vastgesteld door zijn behandelaars, niet voldeden aan de criteria voor een complexe psychische stoornis, die een hogere letselcategorie rechtvaardigt. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de verweerster niet onredelijk was en dat eiser, indien zijn behandeling zou worden voortgezet, een nieuwe aanvraag kon indienen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.