ECLI:NL:RBDHA:2017:15011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
SGR 17/2556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering subsidie wegens overschrijding subsidieplafond en onvolledige aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [B.V. 1] en het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland over de weigering van een subsidieaanvraag. Eiseres, [B.V. 1], had op 31 augustus 2016 een aanvraag ingediend voor een subsidie van € 172.714,50 voor een R&D samenwerkingsproject. De aanvraag werd echter geweigerd omdat de subsidieaanvraag onvolledig zou zijn, aangezien de verplichte 'Bijlage B MKB-verklaring' voor samenwerkingspartner [B.V. 3] ontbrak. Verweerder stelde dat het subsidieplafond al was bereikt en dat de aanvraag daarom niet kon worden goedgekeurd.

Eiseres betoogde dat de aanvraag niet onvolledig was, omdat de ontbrekende pagina van de bijlage geen invloed had op de status van [B.V. 3] als MKB-onderneming. Eiseres voerde aan dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om de onvolledigheid te herstellen en dat de afwijzing te laat was ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had geoordeeld dat de aanvraag onvolledig was en dat de juridische betekenis van de bijlage niet kon worden genegeerd. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag niet meer kon worden aangevuld na de sluiting van de aanvraagperiode en dat de afwijzing op basis van het subsidieplafond terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/2556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2017 in de zaak tussen

[B.V. 1] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.M. Vermeulen),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigden: R. Bennink, H. Aydin en J.E. Piek-Bosch ).

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseres gevraagde subsidie geweigerd.
Bij besluit van 6 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Namens eiseres is tevens ter zitting verschenen [persoon A] , die als consultant bij subsidieadviesbureau [B.V. 2] de subsidieaanvraag voor eiseres heeft ingediend.

Overwegingen

1. Op 31 augustus 2016 heeft eiseres bij verweerder op grond van paragraaf 4 van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland (de Subsidieregeling) een aanvraag ingediend voor een subsidie ter grootte van € 172.714,50 voor het kleine R&D samenwerkingsproject “ [project] ”.
2. Verweerder betoogt dat de subsidieaanvraag van eiseres onvolledig was, nu zij daarbij niet de verplichte ‘Bijlage B MKB-verklaring’ voor samenwerkingspartner [B.V. 3] heeft ingediend. Verweerder heeft de subsidie geweigerd op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het subsidieplafond na beoordeling van de volledig ingediende subsidieaanvragen al was bereikt.
3. Eiseres betoogt in beroep dat de ‘Bijlage B MKB-verklaring’ uit drie onderdelen bestaat; de eerste pagina, de relevante jaarrekening(en) en de achterliggende berekeningswijze. Eiseres erkent dat bij de subsidieaanvraag een op [B.V. 3] toeziende eerste pagina van de ‘Bijlage B MKB-verklaring’ ontbrak, omdat zij per abuis tweemaal de op [B.V. 1] toeziende eerste pagina heeft geüpload. Volgens eiseres maakt dit haar aanvraag echter niet onvolledig, nu de aanvraag en de bijlage verder wel volledig zijn ingediend en nu op de eerste pagina van de bijlage niets staat vermeld dat niet al elders vermeld staat. Zo is door eiseres achter één van de door haar tweemaal toegestuurde op [B.V. 1] toeziende eerste pagina’s gevoegd een screenshot van de EU-applicatie ‘Bent U een MKB?’ ingevuld door [B.V. 3] en het jaarverslag van [B.V. 3] over 2015. Verder is ook op het aanvraagformulier van 31 augustus 2016 aangegeven dat [B.V. 3] een MKB-onderneming is. Nu het enkele ontbreken van de op [B.V. 3] toeziende eerste pagina van de bijlage niets afdoet aan de status van [B.V. 3] als MKB-onderneming, heeft verweerder de subsidieaanvraag volgens eiseres niet onvolledig mogen achten. Voor zover toch wordt aangenomen dat aan de eerste pagina van de bijlage juridische betekenis toekomt en dat de aanvraag door het ontbreken daarvan onvolledig was, stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder haar op zijn minst in de gelegenheid had moeten stellen om die onvolledigheid te herstellen conform artikel 4:5, eerste lid, van de Awb. Verder stelt eiseres dat zij pas twee maanden na indiening van haar subsidieaanvraag de afwijzingsbrief heeft ontvangen waarin de mogelijkheid werd geboden bezwaar te maken, terwijl artikel 4:5, vierde lid, van de Awb een beslistermijn van vier weken voorschrijft. Ook om die reden mocht verweerder de subsidieaanvraag volgens eiseres niet, althans niet meer, wegens onvolledigheid afwijzen. Eiseres voert daarbij aan dat de op [B.V. 3] toeziende eerste pagina van de bijlage in bezwaar alsnog is ingediend. Eiseres betoogt verder dat zich praktische moeilijkheden voordeden bij de indiening van de aanvraag. Zo kan volgens eiseres in de online portal slechts één ‘Bijlage B MKB-verklaring’ per deelnemer worden geüpload, terwijl de bijlage alle genoemde onderdelen moet bevatten. Het feit dat deze verschillende onderdelen tot één document moeten worden verwerkt, werkt volgens eiseres fouten in de hand. Nu de indiener van een aanvraag na de sluitingsdatum wel een ontvangstbevestiging ontvangt, maar geen bevestiging van welke documenten zijn ingediend, is het volgens eiseres voorts voor de indiener niet mogelijk na te gaan of alle verlangde documenten zijn ingediend en om eventuele gebreken te herstellen. Eiseres voert verder aan dat verweerder, hoewel de Adviescommissie Bezwaarschriften in haar advies heeft aangegeven dat in het primaire besluit een juridische grondslag voor afwijzing ontbrak, in het bestreden besluit nog altijd geen juridische grondslag heeft benoemd. Verweerder heeft weliswaar, op grond van het advies, toegevoegd dat het subsidieplafond is bereikt maar dit was niet de grondslag voor de afwijzing in eerste instantie, aldus eiseres. Gelet op het voorgaande verzoekt eiseres de rechtbank om verweerder te veroordelen tot het alsnog inhoudelijk beoordelen van de aanvraag, zonder rekening te houden met het feit dat het subsidieplafond inmiddels is bereikt.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Ingevolge artikel 4:4 van de Awb kan het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.
Artikel 9, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv) bepaalt dat een aanvraag om subsidie waarvoor Gedeputeerde Staten een aanvraagformulier hebben vastgesteld, wordt ingediend met gebruikmaking van dat formulier. Het tweede lid bepaalt voorts dat de aanvraag, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld gaat van de in het formulier aangegeven bescheiden.
Door verweerder is verder aangevoerd en door eiseres is niet bestreden dat in het ‘AANVRAAGFORMULIER: R&D samenwerkingsproject Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland’ een overzicht is opgenomen van de verplichte bijlagen en is vermeld dat deze bijlagen onderdeel uitmaken van de subsidieaanvraag en daarom samen met het aanvraagformulier moeten worden ingediend. Één van de verplichte bijlagen is een volledig ingevulde en ondertekende MKB-verklaring van de aanvrager samen met de relevante jaarrekening(en) en achterliggende berekeningswijze (bijlage B). Daarbij is vermeld dat de MKB-verklaring en de relevante jaarrekening(en) en achterliggende berekeningswijze altijd verplicht zijn voor iedere MKB-deelnemer.
Artikel 4:25, tweede lid, van de Awb bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Artikel 4.1, eerste lid, van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland (de Subsidieregeling) bepaalt dat subsidie wordt verstrekt aan een deelnemer in een R&D-samenwerkingsverband dat een R&D-samenwerkingsproject uitvoert.
Op grond van artikel 4.5, eerste lid van de Subsidieregeling maakt verweerder, indien binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de in dit artikellid genoemde criteria.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Het standpunt van eiseres dat aan de eerste pagina van de ‘Bijlage B MKB-verklaring’ geen zelfstandige juridische betekenis toekomt nu uit de wel overgelegde stukken voldoende blijkt dat [B.V. 3] een MKB-onderneming is, en dat verweerder de subsidieaanvraag daarom ten onrechte onvolledig heeft geacht, slaagt niet. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat aan de ‘Bijlage B MKB-verklaring’ zelfstandige juridische betekenis toekomt, nu de deelnemer, in dit geval samenwerkingspartner [B.V. 3] , met dat formulier
zelfverklaart een MKB-onderneming volgens de EU-definitie te zijn, hetgeen een voorwaarde is om voor subsidieverlening in aanmerking te komen. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt kunnen stellen dat de wel door eiseres overgelegde stukken, te weten een screenshot van de EU-applicatie ‘Bent U een MKB?’ ingevuld door [B.V. 3] en het jaarverslag van [B.V. 3] over 2015, dienen ter controle van de ‘Bijlage B MKB-verklaring’, en niet andersom. Verder heeft de gemachtigde van verweerder er ter zitting terecht op gewezen dat het aanvraagformulier niet door [B.V. 3] maar door eiseres is ingediend. Het is daarmee eiseres en niet [B.V. 3] geweest die in het aanvraagformulier heeft bevestigd dat laatstgenoemde een MKB-onderneming is. De rechtbank is voorts met verweerder van oordeel dat uit het aanvraagformulier voldoende duidelijk blijkt dat een ondertekende ‘Bijlage B MKB-verklaring’ voor iedere deelnemer moet worden ingediend en dat het ontbreken van een ingevulde en ondertekende ‘Bijlage B MKB-verklaring’ tot onvolledigheid van de aanvraag en daarmee uitsluiting van de rangschikking leidt.
6.2.
Het standpunt van eiseres dat verweerder de gelegenheid had moeten geven om de onvolledigheid te herstellen, slaagt evenmin. Verweerder betoogt terecht dat blijkens bestendige jurisprudentie uit de aard van het tendersysteem voortvloeit dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overgelegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Het meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 juli 2009
(ECLI:NL:RVS:2009:BJ2654) en 26 september 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX8283). Verder heeft verweerder in dit verband terecht aangevoerd dat ten tijde van het verstrijken van de aanvraagperiode, op 1 september 2016, al 86 volledige subsidieaanvragen waren ingediend, en dat na 36 van die aanvragen het subsidieplafond al was bereikt. Gelet op het voorgaande mocht en kon verweerder eiser na het verstrijken van de aanvraagtermijn geen herstelmogelijkheid meer bieden en moest verweerder aan de in bezwaar alsnog ingediende op [B.V. 3] toeziende ‘Bijlage B MKB-verklaring’ voorbij gaan. Het namens eiseres ter zitting aangevoerde standpunt dat in andere regio’s bij tenderregelingen nog wel vaak na sluiting van de aanvraagtermijn een herstelmogelijkheid wordt geboden, kan niet leiden tot een ander oordeel.
6.3.
Eiseres wordt ook niet gevolgd in haar standpunt dat het niet indienen van de ‘Bijlage B MKB-verklaring’ voor [B.V. 3] aan praktische moeilijkheden bij de indiening van de aanvraag is te wijten. Verweerder betoogt terecht dat de omstandigheid dat eiser de bijlage inzake [B.V. 1] wel tweemaal heeft kunnen uploaden erop duidt dat er sprake was van een vergissing bij eiseres en niet van een onmogelijkheid om een tweede, op [B.V. 3] toeziende bijlage te kunnen uploaden.
6.4.
Het standpunt van eiseres dat verweerder haar aanvraag twee maanden na indiening daarvan niet meer mocht afwijzen, nu artikel 4:5, vierde lid, van de Awb bij afwijzing op formele gronden een beslistermijn van vier weken voorschrijft, slaagt evenmin. De subsidieaanvraag van eiseres is immers niet op grond van artikel 4:5, van de Awb buiten behandeling gesteld, maar de gevraagde subsidie is met toepassing van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb geweigerd.
6.5
Nu verweerder in het bestreden besluit de juridische grondslag voor het weigeren van de subsidie alsnog heeft benoemd, kan het standpunt van eiseres dat verweerder in het bestreden besluit nog altijd geen juridische grondslag voor het weigeren van de gevraagde subsidie heeft gegeven ook niet slagen. Dat de juridische grondslag voor het weigeren van de gevraagde subsidie in het primaire besluit een andere was dan in het bestreden besluit, volgt de rechtbank niet. Hierbij acht de rechtbank van belang dat ook in het primaire besluit al nadrukkelijk is aangegeven dat de gevraagde subsidie
geweigerdwordt en niet dat de subsidieaanvraag
buiten behandelingwordt gesteld (vergelijk artikel 4:5, eerste lid, van de Awb).
7. Het beroep is daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.