6.1.De rechtbank is van oordeel dat verweerder de bedreigingen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Zo is het zelfs voor eiser niet duidelijk wie er achter de bedreigingen zit en weet hij niet of zij van ISIS zijn of dat het andere mensen zijn die zich voordoen als ISIS. Dat eiser daadwerkelijk door ISIS zou zijn bedreigd, heeft hij niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Ook in beroep heeft eiser aangegeven dat hij vermoedt dat ISIS achter de bedreigingen zit, maar dat hij dit niet zeker weet. In dit verband is bevreemding wekkend dat eiser een document heeft overlegd waarop een stempel van ISIS staat, maar dat hij niet verder heeft onderzocht door wie hij en zijn vader nou precies bedreigd worden. Eiser heeft niet kunnen uitleggen waarom hij er aan twijfelde of degenen die zijn vader bedreigden wel daadwerkelijk tot ISIS behoren. Bovendien overweegt verweerder niet ten onrechte dat verwacht mag worden, gelet op het feit dat de bedreigers tien tot vijftien keer zouden hebben gebeld en gedreigd met ontvoering, dat er op enige manier afspraken zouden zijn gemaakt of concreet zou worden verwoord wat er door de bedreigers wordt geëist. De enkele verklaring dat het om geld ging, is daartoe onvoldoende. Voorts is niet ten onrechte bevreemding wekkend geacht dat op geen enkele andere manier dan de telefoontjes en de dreigbrief contact is gezocht met eiser en zijn vader of op enige andere manier uiting is gegeven aan de dreigementen. Daarbij is van belang dat het algemeen bekend is dat ISIS een gewelddadige, terroristische organisatie is, die met regelmaat geweld toepast. Gelet op het grote aantal telefonische bedreigingen, waarbij de vader van eiser geen actie heeft ondernomen of geld heeft betaald, mag men verwachten dat de bedreigende partij zelf actie zou ondernemen.
Ten aanzien van de dreigtelefoontjes heeft eiser zeer summier verklaard over de inhoud hiervan. De stelling dat hij maar een gedeelte kon verstaan omdat hij geen Arabisch spreekt, en het moest doen met de informatie die hij van zijn vader kreeg, doet aan vorenstaande niet af. Nu zijn vader wel goed Arabisch spreekt en eiser meermaals met zijn vader over de gestelde bedreigingen heeft gesproken, kan niet ingezien worden dat eiser hieromtrent niet concreter had kunnen verklaren.
Voorts valt niet in te zien waarom juist eiser en zijn vader zouden worden afgeperst. Ze zijn niet vermogend, noch bekend en vervullen ook geen belangrijke of opvallende functie bij het bedrijf. De verklaring van eiser dat zijn vader toezichthouder bij de afdeling voertuigen en cementwerk was en dat mensen daarom zouden kunnen denken dat hij de eigenaar van het bedrijf is, heeft verweerder niet ten onrechte als onvoldoende afgewezen. Eiser heeft immers verklaard dat het makkelijk te achterhalen is dat zijn vader niet de eigenaar van het bedrijf is. Daarbij is van belang dat eiser geen eenduidig en duidelijk antwoord heeft gegeven op de vraag of de vader van eiser aan de telefoon aan degenen die de bedreigingen uitten, heeft uitgelegd dat hij niet de werkelijke eigenaar van het bedrijf was.
Ten aanzien van de gestelde achtervolging van eiser overweegt verweerder niet ten onrechte dat het een aanname van eiser is dat het om een achtervolging gaat en dat het ook een aanname van eiser is dat er sprake is van een causaal verband tussen de gestelde bedreiging van eiser en de vermeende achtervolging. Dat de omstandigheid dat de auto stopte met achtervolgen na het passeren van een controlepost zou bijdragen aan de aannemelijkheid, volgt de rechtbank zonder nadere motivering niet. Bovendien heeft verweerder het niet ten onrechte bevreemding wekkend geacht dat eiser stelt dat zijn vader hem na deze achtervolging zou hebben gezegd dat hij niet meer buiten het bedrijf zou moeten lunchen, nu eiser juist omwille van zijn eigen werkzaamheden en die van zijn vader zou worden bedreigd. Het is aldus logisch dat de eerste plek waar de vermeende bedreigers zouden komen zoeken naar eiser, zijn werkplek zou zijn. Voorts rijmt dit niet met het beeld dat het om ISIS zou gaan, nu dit een zeer groot opgezette partij is. Derhalve overweegt verweerder niet ten onrechte dat men mag verwachten dat eiser zich op een andere plek zou situeren dan de plek waar de dreigbrief is aangekomen en de werkplek waar het de bedreigende partij allemaal om zou gaan. Dat ISIS niet de macht in de regio heeft en het mogelijk is dat kleinere groeperingen onder de naam van ISIS handelen, doet hieraan niet af. Ook de omstandigheid dat eiser na ontvangst van de dreigbrief is ondergedoken, laat onverlet dat hij na de gestelde dreigtelefoontjes en de vermeende achtervolging nog steeds naar zijn werk is blijven gaan.
Het verband tussen de beschieting van de winkel van de opa van eiser en de door eiser gestelde bedreiging is niet ten onrechte niet aannemelijk geacht. Eiser heeft dit immers op geen enkele wijze onderbouwd of geconcretiseerd. Door wie er zou zijn geschoten en waarom en of dit opzettelijk is gebeurd, is onbekend. Dat eiser pas na aankomst in Nederland van de beschieting heeft vernomen en daarom verder geen details kent, doet hieraan niet af.
Ten aanzien van de door eiser overgelegde dreigbrief overweegt verweerder niet ten onrechte dat er ernstig getwijfeld wordt aan de echtheid van dit document en dat het inbrengen van dit document niet kan worden gezien als een onderbouwing van het asielrelaas. Daarbij is van belang dat de tekstuele inhoud van de dreigbrief zeer bevreemdend is en niet overeenkomt met de verklaringen van eiser – eiser heeft immers niets verklaard over ontvoeringspogingen –, en het zeer bevreemding wekkend is dat een organisatie als ISIS in een dreigbrief toe zou geven dat er meermaals is geprobeerd om eiser te ontvoeren, maar dat dit niet gelukt is. Ook is het opmerkelijk dat de titel van de dreigbrief een verouderde naam van ISIS bevat, die vanaf 2014 niet meer wordt gehanteerd. Nu eiser stelt dat hij deze dreigbrief op 10 augustus 2015 heeft gevonden, heeft verweerder dit niet ten onrechte zeer bevreemdend en niet in lijn met informatie uit openbare bronnen geacht. Verweerder overweegt dan ook niet ten onrechte dat niet kan worden gevolgd dat een organisatie als ISIS een dergelijke stempel zou gebruiken, hetzij met opzet hetzij per ongeluk. Dat een derde partij dit logo met verkeerde benaming zou gebruiken uit naam van ISIS en daarmee het risico zou lopen om zelf door ISIS te worden bedreigd, heeft verweerder ook niet ten onrechte onaannemelijk gevonden. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder kunnen concluderen dat niet geloofwaardig is dat de brief afkomstig is van ISIS of van anderen die eiser willen bedreigen.
Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser de door hem verrichte aangifte bij de politie overgelegd. Dit document kan door de onderzoeksafdeling van verweerder echter niet op authenticiteit worden beoordeeld. Nu de authenticiteit van het document niet vast is komen te staan, kan daaraan niet de waarde worden gehecht die eiser eraan hecht. Daarbij is tevens van belang dat het een weergave van een door eiser afgelegde verklaring is. Ook om die reden kan geen doorslaggevende waarde aan dit document worden gehecht.