ECLI:NL:RBDHA:2017:15294
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen vrijstelling openbare inrichting zonder vergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, woonachtig te [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, dat op 9 november 2016 vrijstelling verleende aan [B.V. X] voor het verbod om een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning. Eiser's bezwaar tegen dit primaire besluit werd door verweerder op 20 februari 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 november 2017 heeft eiser erkend dat zijn e-mail met bezwaar van 19 december 2016 niet naar verweerder was verzonden. Eiser stelde echter dat hij binnen de termijn van zes weken na de bekendmaking van het primaire besluit op 22 november 2016 bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van het primaire besluit op 14 november 2016 had plaatsgevonden en dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 26 december 2016 eindigde. Eiser had zijn bezwaar pas op 29 december 2016 ingediend, wat te laat was.
De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser had niet tijdig bezwaar gemaakt en was bovendien niet als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 december 2017, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.