1.3.Het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening, strekkende tot opschorting van de sluiting voor drie maanden, is bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 december 2016 toegewezen (SGR 16/8416). De voorzieningenrechter heeft het primaire besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar opgeschort. De voorzieningenrechter heeft hierbij nadrukkelijk geen voorlopig oordeel gegeven over de rechtmatigheid van de sluiting. Ter zitting hebben partijen desgevraagd aangegeven dat de sluiting van de horeca-inrichting na de opschorting daarvan op last van de voorzieningenrechter niet is voortgezet.
2. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Volgens eiseres wordt in het advies van 3 februari 2017 van de Adviescommissie bezwaarschriften (de Adviescommissie) ten onrechte verwezen naar een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 7 november 2016 ([cijferreeks 1]). Dit proces-verbaal is eiseres niet bekend en behoorde in de bezwaar- en voorlopige voorzieningenprocedure niet tot de gedingstukken. Daarbij dateert het proces-verbaal van na de hoorzitting van 5 december 2016, waardoor tijdens de hoorzitting niet daarover is gesproken. Eiseres stelt verder dat verweerder, in navolging van de Adviescommissie, te gemakkelijk de conclusie trekt dat uitgegaan kan worden van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Zo is volgens eiseres in het proces-verbaal van verhoor getuige van 2 oktober 2016 ([cijferreeks 2]) ten onrechte opgenomen dat een persoon geld aan het tellen was. Indien de Adviescommissie de beschikbare videobeelden had bekeken, had zij moeten concluderen dat er geen geld is geteld en dat het benoemen daarvan in het proces-verbaal van 2 oktober 2016 dus niet op waarheid berust. Nu de Adviescommissie heeft geweigerd de videobeelden te bekijken, is het bestreden besluit volgens eiseres onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Eiseres maakt verder bezwaar tegen het standpunt van verweerder dat de omstandigheid dat de bezoeker bij wie een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen slechts kortstondig in de horeca-inrichting is geweest, niets afdoet aan het feit dát er een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen waaruit volgt dat deze bestemd was voor de verkoop of handel, hetgeen de sluiting van de horeca-inrichting al rechtvaardigt. Dit standpunt is volgens eiseres in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, nu niet ieder vluchtig bezoek van een voorbijganger die, naar achteraf blijkt, drugs op zak had, tot sluiting dient te leiden. Verder betoogt eiseres in dit verband dat er, voor zover eiseres bekend, nog nooit een dancefestival of voetbalwedstrijd is stilgelegd omdat bezoekers, die zich gelet op de aard van het evenement wel langdurig aldaar ophouden, een handelshoeveelheid drugs op zak hebben. Verweerder meet daarmee volgens eiseres met twee maten.
3. Ingevolge de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I of II binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren, aanwezig te hebben of te vervaardigen. Cocaïne staat op lijst I.
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Ingevolge het door verweerder gevoerde ‘handhavingsbeleid horeca en alcoholverstrekkers’ (RIS-nummer: 288641) wordt, indien in een horeca-inrichting voor de eerste keer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, die horeca-inrichting voor de duur van drie maanden gesloten. Met deze sluiting wordt beoogd de verstoring van de openbare orde te beëindigen, de kans op nieuwe verstoringen van de openbare orde te verkleinen, de rust in de directe omgeving van de horeca-inrichting te doen wederkeren, de veiligheid van bezoekers, passanten en omwonende te waarborgen, een signaal af te geven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn, de naamsbekendheid van de horeca-inrichting als een locatie waar drugs aanwezig zijn te niet te doen en de volksgezondheid te beschermen. De sluiting wordt in beginsel voorafgegaan door een spoedsluiting van twee weken, bedoeld om de situatie te bevriezen en escalatie te voorkomen, zodat gelegenheid ontstaat om een gedegen onderzoek te doen naar de exacte feiten en omstandigheden van het geval en de rol die de ondernemer heeft gespeeld.
4. De rechtbank overweegt als volgt.