ECLI:NL:RBDHA:2017:15399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
17/8046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om raadgevend referendum over gemeentelijke herindeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad der gemeente Noordwijk. De eiser had een verzoek ingediend voor het houden van een raadgevend referendum over de fusie tussen Noordwijk en Noordwijkerhout. Het primaire besluit van 6 juli 2017, waarbij het verzoek tot het houden van een referendum niet-ontvankelijk werd verklaard, werd door de raad ondersteund door een advies van de Commissie Bezwaar- en klaagschriften. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoeker niet meer mogelijk was om het referendum te houden, aangezien het advies op 7 juli 2017 was vastgesteld en aan de minister was gezonden. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van de eiser niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. De voorzieningenrechter benadrukte dat de gang van zaken rondom de gemeentelijke herindeling onbevredigend voor de eiser was, maar dat dit niet relevant was voor de juridische beoordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR17/8047 en SGR 17/8046
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2017 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: dr. C.B. Krol Dobrov),
tegen
De raad der gemeente Noordwijk, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Lever).

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verzoeker het inleidend verzoek van verzoeker tot het houden van een raadgevend referendum over de fusie Noordwijk-Noordwijkerhout niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie Bezwaar- en klaagschriften Noordwijk (Commissie) van
18 september 2017, niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van proces-belang.
Tegen het bestreden besluit heeft verzoeker beroep ingesteld; tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek strekt ertoe dat het gemeentebestuur van Noordwijk wordt opgedragen zich te onthouden van elke handeling, besluit of uitgave die als uitvoering van de wet tot herindeling van Noordwijk is op te vatten en wordt opgedragen een raadgevend referendum te houden over de fusie van Noordwijk.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2017. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2.1.
Op 20 april 2017 hebben de gemeenteraden van Noordwijk en Noordwijkerhout besloten in principe over te gaan tot een herindeling (fusie) per 1 januari 2019. Bij besluit van 20 april 2017 is het herindelingsontwerp vastgesteld. Dit ontwerp heeft gedurende acht weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend. Eén van de zienswijzen heeft geleid tot aanpassing van het herindelingsontwerp.
2.2
Verzoeker heeft op 15 juni 2017 een inleidend verzoek tot het houden van een raadgevend referendum ingediend.
2.3.
Op 6 juli 2017 hebben beide gemeenteraden het herindelingsadvies vastgesteld. Vervolgens hebben Gedeputeerde Staten op 7 juli 2017 een positieve zienswijze uitgebracht en hebben zij het herindelingsadvies (met het positieve advies) doorgeleid aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (de minister).
2.4.
Bij het primaire besluit heeft verweerder het inleidend verzoek om een raadgevend referendum niet-ontvankelijk verklaard, omdat het raadsbesluit van 6 juli 2017 geen onderwerp kan zijn van een referendum, nu dit besluit zijn grondslag vindt in en eerder genomen besluit waarover een referendum kon worden gehouden, te weten het besluit op het herindelingsontwerp van 20 april 2017.
2.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van proces-belang. Daarbij heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie, overwogen dat verzoeker geen actueel en reëel belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn bezwaar, nu - kort gezegd -
de uitkomst van een referendum niet meer van invloed kan zijn op het raadsbesluit tot vaststelling van het herindelingsadvies.
3. Verzoeker kan zich - kort gezegd - niet vinden in de wijze waarop het herindelingsadvies tot stand is gekomen en stelt zich op het standpunt dat een referendum gehouden had moeten worden. Hij stelt dat het onjuist is dat hij te laat was met het verzoek om een referendum; een referendum kon nog zinvol zijn en tijdig georganiseerd worden. Verzoeker wijst naar de brief van 6 oktober 2017 die hij van de minister heeft ontvangen, waarin aan hem is uitgelegd dat indien de rechter besluit dat het inleidend verzoek voor een referendum onterecht door de gemeenteraad is afgewezen, er in de periode tot de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voldoende mogelijkheid bestaat voor de gemeente Noordwijk om een referendum te organiseren.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het bestreden besluit slechts ziet op het verzoek tot het houden van een referendum, en geen betrekking heeft op het besluit tot vaststelling van het herindelingsadvies. Zij laat dan ook de gronden die zien op de totstandkoming van het herindelingsadvies buiten beschouwing, omdat die buiten de omvang van het geding vallen.
5.2.
Ook het verzoek om verweerder om het gemeentebestuur, desnoods onder oplegging van een dwangsom, op te dragen zich te onthouden van elke handeling, besluit of uitgave die als uitvoering van de wet tot herindeling van Noordwijk is op te vatten, valt in dat kader buiten de omvang van het geding. Ten aanzien van verzoekers stelling ter zitting dat het verzoek moet worden doorgezonden aan de civiele rechter overweegt de voorzieningenrechter dat artikel 6:15, eerste lid, van de (Awb) niet ziet op deze situatie.
5.3.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verzoeker nog procesbelang heeft bij het beroep. Voor het bestaan van voldoende procesbelang is volgens vaste rechtspraak bepalend of het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met zijn beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
5.4.
Ter zitting heeft verzoeker toegelicht waarom hij vindt dat er voldoende procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Verzoeker stelt dat het referendum waar hij om heeft gevraagd ondanks de fase waarin het herindelingsproces zich nu bevindt, kan plaatsvinden en nog moet plaatsvinden. Hij voelt zich daarin gesterkt door brief van
6 oktober 2017 van de minister, waarin de minister heeft meegedeeld dat indien de rechter besluit dat het inleidend verzoek voor een referendum onterecht door de gemeenteraad zou zijn afgewezen, er in de periode tot de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voldoende mogelijkheid voor de gemeente Noordwijk bestaat om een referendum te organiseren.
5.5.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker met het beroep tegen de beslissing op bezwaar (en de voorlopige voorziening) hoogstens kan bereiken dat het beroep gegrond wordt verklaard en dat verweerder opgedragen wordt om alsnog een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar tegen het primaire besluit. Dat nieuwe besluit zal hoogstens kunnen inhouden dat – met gegrondverklaring van het bezwaar - het inleidend verzoek tot het houden van een raadgevend referendum alsnog ontvankelijk zal worden verklaard. Dat betekent nog niet dat een raadgevend referendum zal plaatsvinden, nu daarvoor dan nog een definitief verzoek moet worden ingediend. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat in het kader van de gemeentelijke herindeling ingevolge de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) verweerder niet aan zet is. Het herindelingsadvies en het herindelingsontwerp zijn aangeboden aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en de terinzagelegging krachtens artikel 5, tweede lid, van de Wet arhi heeft plaatsgevonden. De minister is nu aan zet en ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Wet arhi treft het gemeentebestuur geen voorbereidingen voor een wijziging van de gemeentegrenzen na het tijdstip waarop Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland of minister hebben meegedeeld dat door hen werkzaamheden ter hand zijn genomen in verband met de voorbereiding van een wijziging van de grenzen van een gemeente. In dat stadium is de gemeentelijke herindeling nu beland, aldus verweerder.
5.6.
De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat verzoeker met zijn beroep niet kan bereiken wat hij daarmee nastreeft. Het houden van een raadgevend referendum is hoe dan ook niet meer mogelijk, nu het advies op 7 juli 2017 is vastgesteld door Gedeputeerde Staten en in het kader van de Wet Arhi aan de minister is gezonden. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is inmiddels begonnen met de schriftelijke voorbereiding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Noordwijk en Noordwijkerhout. Tot 22 december 2017 hebben betrokkenen en belangstellenden de gelegenheid tot het inzenden van schriftelijk commentaar op het genoemde wetsvoorstel.
5.7.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
5.8.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de hele gang van zaken rond de gemeentelijke herinrichting onbevredigend voor verzoeker is. Het is echter niet aan de voorzieningenrechter om daar in het kader van deze procedure een oordeel over te geven.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter erop dat, zoals ook ter zitting is besproken, indien het wetsvoorstel is bekrachtigd het mogelijk is bij de Kiesraad een verzoek tot het houden van een referendum in te dienen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij op het beroep is beslist, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.