ECLI:NL:RBDHA:2017:15670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
NL17.13822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Ghrib
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van ongeloofwaardigheid van seksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Sierraleoonse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, waarbij zij aanvoerde dat zij lesbisch is en medische klachten heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 19 december 2017 heeft eiseres haar situatie toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen. Eiseres had eerder een asielaanvraag gedaan die ook was afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de medische informatie en de verklaringen over haar seksuele geaardheid onvoldoende waren om de geloofwaardigheid van haar huidige aanvraag te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet overtuigend had aangetoond dat zij lesbisch is en dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat eiseres geen reëel risico op ernstige schade loopt bij uitzetting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de verblijfsvergunning in stand blijft. Eiseres en haar minderjarige dochter moeten Nederland verlaten, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.13822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer],

mede namens haar minderjarige kind,
[kind], geboren op [geboortedatum] 2011,
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) afgewezen en aan haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Conteh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Sierraleoonse nationaliteit.
2. Bij besluit van 11 december 2013 heeft verweerder een eerdere asielaanvraag van eiseres afgewezen op grond van artikel 31 Vw. Bij uitspraak van 7 januari 2014 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, is het door eiseres daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 februari 2014 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is dit besluit onherroepelijk geworden.
3. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat ze last heeft van medische klachten en dat zij lesbisch is. Zij heeft daarbij de volgende documenten overgelegd:
- emergency travel certificate van 7 november 2016;
- verklaring van de ambassade van Sierra Leone dat eiseres een inwoner van Sierra Leone is. Afgegeven op 28 juli 2016 te Brussel;
- verklaring van de ambassade van 28 juli 2016, waaruit blijkt dat eiseres heeft geprobeerd een paspoort aan te vragen, maar dat de ambassade haar verwezen heeft naar het Immigratie Departement in Freetown te Sierra Leone;
- afschrift van de afgegeven laissez-passers;
- verklaring van het GCA van 19 januari 2015;
- verklaring van I-PSY van 4 november 2016;
- verklaring van het COC.
4. Verweerder heeft de opvolgende aanvraag van eiseres kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. Verweerder heeft daarbij de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres aannemelijk geacht. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de medische situatie van eiseres reeds in een eerdere procedure omtrent uitstel van vertrek (artikel 64 van het Vw) is beoordeeld en dat de overgelegde stukken geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat er sprake is van een relevante verslechtering van de gezondheidstoestand van eiseres. De medische documenten en verklaringen zijn volgens verweerder derhalve geen nieuwe elementen of bevindingen. Verweerder acht verder ongeloofwaardig dat eiseres lesbisch is.
Eiseres heeft geen vrees voor vluchtelingrechtelijke vervolging. Ook heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt, aldus verweerder.
5. Eiseres betoogt dat verweerder in de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische informatie over eiseres. Eiseres heeft voorts de ongeloofwaardigheid van haar seksuele gerichtheid betwist.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Ter zitting heeft eiseres nader uitgelegd dat uit de medische stukken blijkt dat eiseres PTSS heeft en dat dit invloed kan hebben op de manier waarop zij tijdens de gehoren heeft verklaard. Uit het verslag gehoor opvolgende aanvraag ontstaat niet het beeld dat de medische omstandigheden eiseres in haar verklaringen heeft belemmerd. Eiseres heeft dit ook niet in de correcties en aanvullingen gesteld. Ter zitting heeft eiseres verklaard niet aan te kunnen geven wanneer zij tijdens het nader gehoor niet goed heeft kunnen verklaren. De algemene stelling dat zij het moeilijk vindt om over haar seksuele gerichtheid te verklaren is daartoe onvoldoende. Gelet op het verslag nader gehoor is de rechtbank, anders dan eiseres heeft gesteld, niet gebleken dat de gehoormedewerker onvoldoende op bepaalde aspecten heeft doorgevraagd, dan wel dat eiseres onvoldoende ruimte is geboden over haar seksuele gerichtheid te verklaren.
6.2
Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de omstandigheid dat eiseres niet tijdens haar vorige asielaanvraag reeds naar voren heeft gebracht lesbisch te zijn afbreuk doet aan haar geloofwaardigheid. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte betrokken dat eiseres geen deugdelijke verklaring heeft gegeven waarom zij dat pas na drie jaar in Nederland te verblijven naar voren heeft gebracht. De verklaring van eiseres dat zij zich nu pas als lesbische vrouw beschouwt is onvoldoende, nu eiseres in Sierra Leone reeds een seksuele relatie met een vrouw zou hebben gehad. Daarbij komt dat zij tijdens het nader gehoor heeft verklaard voor zichzelf al sinds 2014 te hebben vastgesteld lesbisch te zijn. Verder heeft verweerder van eiseres mogen verwachten dat zij, naar aanleiding van de terugkeergesprekken met DT&V, in ieder geval sneller bij de IND zou melden dat de procedure met DT&V geen verdere doorgang kan vinden omdat zij niet terug kan in verband met haar seksuele geaardheid.
6.3
Zoals de Afdeling heeft overwogen (onder andere in haar uitspraak van 19 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2563) mag van een vreemdeling, die afkomstig is uit een land waar een homoseksuele gerichtheid maatschappelijk niet wordt geaccepteerd en het uiten van die gerichtheid verstrekkende gevolgen kan hebben, worden verwacht dat hij over het proces van bewustwording en acceptatie overtuigende verklaringen aflegt.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres daarin niet is geslaagd. Verweerder heeft zich daarbij niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres vage en bevreemding wekkende verklaringen over haar proces van bewustwording heeft afgelegd. Zo heeft eiseres over haar bewustwording alleen verklaard dat zij dromen had. Ook heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres weinig inzicht heeft gegeven over hoe ze haar seksuele geaardheid heeft beleefd tussen haar 11e en 18e levensjaar. Anders dan eiseres heeft gesteld heeft verweerder haar over die periode wel voldoende vragen gesteld en haar voldoende de mogelijkheid gegeven daarover te verklaren. Verweerder heeft zich daarbij niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres wel enkele gevoelens benoemt, maar daarbij in algemene bewoordingen blijft hangen en daarbij geen dieper inzicht geeft in hoe zij die periode gevoelsmatig heeft beleefd. De rechtbank is daarbij niet gebleken van een subjectieve invulling door verweerder, zoals eiseres onder verwijzing naar de uitspraak van 19 oktober 2017 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, ECLI:NL:RBOVE:2017:3937, heeft gesteld.
6.4
Ten aanzien van de relatie met de non overweegt de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over hoe die relatie zich heeft ontwikkeld tot een liefdesrelatie ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres haar ontboezemingen zonder enige terughoudendheid tegenover de non heeft geuit, terwijl ze ook heeft aangegeven zich door haar geloof onderdrukt te hebben gevoeld. Al stelt eiseres de non te hebben vertrouwd, de non had wel de rol van een vertegenwoordiger van het geloof. Ook kende eiseres de non niet op persoonlijk niveau. Verweerder heeft mogen aannemen dat het in een land als Ivoorkust, waar eiseres destijds woonde, niet aannemelijk is dat een non in haar functie een jonge vrouw uitkleedt en seks met haar heeft, wanneer die haar tijdens een eerste ontmoeting buiten het leslokaal vertelt over haar seksuele dromen. Verweerder heeft de verklaring van eiseres dat “dit dingen zijn die gebeuren” vaag mogen achten.
6.5
Verweerder heeft verder niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over haar geloofsovertuiging in relatie tot haar gestelde seksuele geaardheid vaag en summier geacht en zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het door haar gestelde proces van bewustwording en acceptatie. Verweerder heeft daarbij voldoende gemotiveerd dat eiseres de bij haar ontstaande verwarring door de onderdrukking door haar familie en haar geloof niet zozeer op haar eigen geloof lijkt te betrekken, maar juist op de normen en waarden van haar moeder. Van eiseres mag daarover meer inzicht worden verwacht, gelet op de omstandigheden dat zij afkomstig is uit een religieus gezin, op een katholieke school zat en bijbellessen kreeg van nonnen.
6.6
Voorts heeft verweerder van eiseres mogen verwachten dat zij uitgebreider en diepgaander kan verklaren over hoe het voor haar als lesbische vrouw was om getrouwd te zijn met een man. Verweerder heeft zich daarbij niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres blijft steken in algemeenheden. Het is niet aan verweerder aan te geven wanneer de verklaringen wel voldoende zijn. Het is aan eiseres om haar seksuele geaardheid aannemelijk te maken.
6.7
De rechtbank overweegt verder dat verweerder zich evenmin ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres zowel over haar relatie met [persoon 1], als over haar relatie met [persoon 2], weinig concreet en in algemene termen heeft verklaard. Ten aanzien van [persoon 1] heeft eiseres voorts niet inzichtelijk gemaakt hoe zij haar geholpen heeft in haar weg naar acceptatie van haar geaardheid. Uit de door eiseres overgelegde e-mailberichten waarin zij haar zorgen uit over [persoon 2] kan niet de conclusie worden getrokken dat zij daadwerkelijk een liefdesrelatie met haar zou hebben gehad.
Voorts heeft eiseres een verklaring van [persoon 3] overgelegd, waarmee zij een relatie zou hebben gehad, en een verklaring van het COC. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat dergelijke stukken weliswaar kunnen dienen als ondersteuning van een gestelde seksuele gerichtheid, maar dat dit onverlet laat dat eiseres zelf haar seksuele gerichtheid aannemelijk moet maken (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2633). Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres daarin niet is geslaagd. De verklaringen bieden onvoldoende aanleiding voor een nader onderzoek.
6.8
Gelet op voorgaande heeft verweerder de gestelde seksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig mogen achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit voldoende gemotiveerd. Hetgeen eiseres verder heeft aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking.
7. Anders dan eiseres heeft betoogd is het haar opgelegde inreisverbod niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat ook de minderjarige dochter van eiseres niet in het bezit zal worden gesteld van een verblijfsvergunning en dat zij beiden Nederland moeten verlaten. Eiseres heeft voorts de stelling dat haar minderjarige dochter hier zodanig is geworteld dat er sprake is van een te beschermen privéleven, niet onderbouwd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.