ECLI:NL:RBDHA:2017:15672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
NL17.13923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Ghrib
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Eiser had op 13 oktober 2017 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris baseerde zijn besluit op de Dublinverordening, aangezien eiser eerder asielaanvragen in Duitsland had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten op 27 oktober 2017 hebben ingestemd met het verzoek om eiser terug te nemen, en dat er geen reden was om aan te nemen dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen.

De rechtbank overwoog dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de overdracht aan Duitsland zou leiden tot een schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.13923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. Y. Tamer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.13924, plaatsgevonden op 19 december 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 13 oktober 2017 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 31 mei 2013 en op 25 mei 2016 in Duitsland een verzoek heeft ingediend voor internationale bescherming.
Verweerder heeft de Duitse autoriteiten op 25 oktober 2017 verzocht om eiser terug te nemen op grond van Verordening (EU) 604/2013 (hierna: de Dublinverordening). Op 27 oktober 2017 hebben de Duitse autoriteiten middels het claimakkoord op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d van de Dublinverordening, hiermee ingestemd.
2. Eiser heeft met het door zijn in beroep gevoerde betoog niet aannemelijk gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Dat verweerder het claimverzoek op een onjuist artikel zou hebben gebaseerd kan niet leiden tot een geslaagd beroep. Immers de Duitse autoriteiten hebben middels het claimakkoord ingestemd met de terugname van eiser op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. Dat nog niet definitief op de herhaalde asielaanvraag zou zijn beslist maakt dit niet anders. De Duitse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling te nemen. De beroepsgrond van eiser dat Duitsland handelt in strijd met de Procedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn, kan niet slagen. Immers eiser kan over eventuele tekortkomingen bij de Duitse autoriteiten klagen en niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk zou zijn. Verweerder heeft zich -met de in het besluit gegeven motivering- dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen grond bestaat voor het oordeel dat ten opzichte van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan of dat door de overdracht van eiser aan Duitsland een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming van eiser hier te lande te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertoe onvoldoende naar voren gebracht. Eiser heeft geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel