ECLI:NL:RBDHA:2017:16128

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB 17/9760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van de Vreemdelingenwet 2000 met inreisverbod

In deze zaak heeft eiser, afkomstig uit Sierra Leone, verzocht om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had eerder een aanvraag voor een asielvergunning ingediend, die was afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Tegen eiser was een inreisverbod uitgevaardigd, waardoor de aanvraag voor uitstel van vertrek door verweerder werd afgewezen. Verweerder had wel aangegeven dat, gezien de medische omstandigheden van eiser, er geen gevolg zou worden gegeven aan de uitzetting. Eiser heeft beroep ingesteld, met de bedoeling rechtmatig verblijf te verkrijgen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser geen rechtmatig verblijf kan hebben zolang het inreisverbod van kracht is. Dit is in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een vreemdeling geen belang heeft bij een beroep tegen een besluit over een verblijfsvergunning zolang er een inreisverbod bestaat. Eiser heeft niet verzocht om opheffing van het inreisverbod, waardoor hij geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter Y. Moussaoui, in aanwezigheid van griffier B.V.A. Corstens, en is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2017.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/9760
V-nummer: [persoonsnummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 9 oktober 2017 in de zaak tussen

[de man] ,

geboren op [geboortedatum] 1971, van Sierra Leoonse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, voorheen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. L.S. van Tol).

Procesverloop

Met het besluit van 8 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de namens eiser ingediende aanvraag tot verlening van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is met het besluit van 8 mei 2017 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 8 mei 2017 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser is afkomstig uit Sierra Leone en verblijft sinds 26 mei 2000 in Nederland. Op 14 januari 2003 heeft verweerder eisers aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. De afwijzing staat in rechte vast met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 mei 2004 (200402451/1).
1.2.
Met een besluit van 12 oktober 2012 heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaren opgelegd. Op 10 december 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit staat in rechte vast.
1.3.
Eiser is chronisch ziek. Vanwege de medische situatie van eiser heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek op 22 november 2016 namens eiser om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 verzocht. Op verzoek van de Immigratie en Naturalisatiedienst, heeft het Bureau Medische Advisering op 7 december 2016 tegen de uitzetting van eiser geadviseerd zolang geen duidelijkheid bestaat over de medische behandelmogelijkheden in Sierra Leone.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag tot toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 afgewezen. Verweerder komt hiertoe omdat eiser door het inreisverbod op grond van artikel 66a, zevende lid, onder b en d, van de Vw 2000 geen rechtmatig verblijf kan hebben. Verweerder heeft in hetzelfde besluit toegezegd om artikel 64 van de Vw 2000 analoog toe te passen. Hierdoor geeft verweerder voor de periode tot 8 februari 2018 geen gevolg aan de bevoegdheid om eiser uit te zetten. Vanwege de analoge toepassing is geen sprake van rechtmatig verblijf. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder aan eiser een inreisverbod heeft opgelegd en dat dit inreisverbod nog voortduurt. Ook is niet in geschil dat een vreemdeling ingevolge artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 geen rechtmatig verblijf kan hebben zolang het inreisverbod voortduurt.
3.2.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY3849) een vreemdeling bij een beroep tegen een besluit over een aanvraag tot verlening, verlenging of intrekking van een verblijfsvergunning geen belang heeft zolang een tegen hem uitgevaardigd inreisverbod voortduurt, omdat dit beroep niet tot rechtmatig verblijf kan leiden. Belang bij een dergelijk beroep ontstaat pas als het inreisverbod wordt vernietigd, ingetrokken of opgeheven.
3.3.
Eiser heeft op zitting aangegeven dat hij met zijn beroep wil bereiken dat hij rechtmatig verblijf krijgt. Naar het oordeel van de rechtbank is de onder 3.2 genoemde jurisprudentie echter ook van toepassing op de situatie van eiser. Toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 door verweerder zou namelijk tot rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder j, van de Vw 2000 leiden, terwijl eiser op grond van het inreisverbod geen rechtmatig verblijf kan hebben. Eiser heeft niet verzocht om opheffing van het tegen hem uitgevaardigde inreisverbod. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. B.V.A. Corstens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddelen

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van ‘Hoger beroep vreemdelingenzaken’, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.