ECLI:NL:RBDHA:2017:16129
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vergunning aanvraag vaste standplaats op de Haagse Markt wegens overschrijding maximum aantal vergunningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een vergunning voor een vaste standplaats op de Haagse Markt had aangevraagd, en het college van Burgemeester en wethouders van Den Haag als verweerder. De aanvraag van eiser werd op 21 september 2016 afgewezen, waarna eiser bezwaar aantekende. Het college erkende een motiveringsgebrek in het primaire besluit, maar verklaarde het bezwaar ongegrond op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 werd duidelijk dat de aanvraag van eiser voor een standplaats voor Indiase snacks niet kon worden ingewilligd, omdat het maximum aantal vergunningen voor de subbranche 'buitenlandse snacks' op de Haagse Markt al was overschreden. De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de aanvraag op basis van de geldende brancheringsregels rechtmatig was, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze regels rechtvaardigden. Eiser betoogde dat zijn aanbod uniek was en dat de rol van de Commissie Marktkamers niet onafhankelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat de afwijzing voldoende was gemotiveerd en dat de CBC een adviserende rol had zonder beslissingsbevoegdheid.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser om proceskostenvergoeding af, omdat het primaire besluit niet was herroepen. De uitspraak benadrukt het belang van de geldende regels voor vergunningverlening en de rol van adviescommissies in het bestuursrecht.