Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is behandeld door de meervoudige kamer, waarbij de ouders van de minderjarigen, de vader en de moeder, bijgestaan werden door hun advocaat mr. L.A. Versteegh. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen, waaronder de ondertoezichtstelling van de minderjarigen die op 9 januari 2017 was verlengd tot 12 januari 2018. De machtiging tot uithuisplaatsing was eerder ook al verlengd, en de rechtbank heeft besloten dat deze machtiging opnieuw verlengd moet worden tot 12 januari 2018, in afwachting van de uitkomsten van aanvullend onderzoek door het Haags Ambulatorium.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing, zoals genoemd in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben geen verzet aangetekend tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de resterende periode van 11 dagen. De rechtbank heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen van 1 januari 2018 tot 12 januari 2018, zodat de uitkomsten van het onderzoek kunnen worden afgewacht.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak, door de verzoeker en belanghebbenden aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt. Het hoger beroep moet worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof Den Haag.