Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[de man] ,
[betrokkene] ,
Procesverloop
.De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een referente en haar twee minderjarige zoons, eisers, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden aangevraagd in het kader van gezinshereniging. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen de referente en de eisers niet was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de geboorteakte van eiser 2 niet echt was bevonden en dat er voor eiser 1 twee geboorteakten in omloop waren, waardoor de familierechtelijke band niet kon worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de Children’s Court in Gambia, die een uitspraak had gedaan op basis van de geboorteakten, geen eigen onderzoek had verricht naar de familierechtelijke band, waardoor deze uitspraak niet als bewijs kon dienen.
Eisers voerden aan dat zij de biologische kinderen van referente zijn en dat de staatssecretaris ten onrechte geen DNA-onderzoek had aangeboden. De rechtbank oordeelde echter dat eisers niet hadden aangetoond dat er een familierechtelijke relatie bestond en dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen bewijsnood was voor DNA-onderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eisers niet voldeden aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.