ECLI:NL:RBDHA:2017:16283
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse nationaliteit op grond van ongeloofwaardigheid van het relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft op 18 november 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Hij stelde dat hij in Iran problemen ondervond door een seksuele relatie met een vrouw, waarvan de vader hem bedreigde en hem bij de Islamitische Revolutionaire Garde (Sepah) en de Basij had aangegeven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 26 mei 2017 afgewezen, omdat de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig werden geacht, maar de overige verklaringen ongeloofwaardig. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2017 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank oordeelde dat de gestelde relatie met de vrouw niet geloofwaardig was, omdat eiser inconsistent en vaag was in zijn verklaringen. Ook de vrees voor vervolging door de Sepah en Basij werd ongeloofwaardig geacht, omdat eiser niet kon specificeren wanneer en hoe hij bedreigd werd.
De rechtbank concludeerde dat het relaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig was geacht en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.