ECLI:NL:RBDHA:2017:16461
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in het kader van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser, de Staat der Nederlanden, een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn in het kader van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (Wbad). Eiser had eerder wachtgeld toegekend gekregen tot 1 april 2016, maar verzocht in juli 2015 om de aanspraak op wachtgeld door te laten lopen tot de ingangsdatum van de AOW. Dit verzoek werd door verweerder, de minister van Defensie, opgevat als een bezwaarschrift tegen het eerdere besluit. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 30 november 2016, waarin werd bepaald dat verweerder een nieuw besluit moest nemen, heeft verweerder op 13 januari 2017 opnieuw beslist. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek om schadevergoeding ingediend.
De rechtbank heeft op 5 december 2017 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 14 november 2017 werd duidelijk dat eiser zich kon verenigen met het besluit van 29 augustus 2017, maar het verzoek om schadevergoeding handhaafde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is overschreden, maar oordeelt dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding. De totale duur van de procedure werd niet als onaanvaardbaar lang beschouwd, mede omdat eiser ervoor had gekozen om te wachten op uitspraken in andere soortgelijke zaken. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien eiser dit niet had verzocht in zijn intrekking van het beroep.