2.16.Bij e-mailbericht van 16 december 2016 heeft als reactie op voormelde brief van 8 december 2016 mr. Mattheussens onder meer als volgt bericht:
“Wij zijn echter van mening dat de aanvraag wel degelijk met frauduleuze intenties is ingediend en dat er sprake is van een incident zoals beschreven in het Protocol Incidentwaarschuwingssyteem Financiële Instellingen (PiFi). Het voornemen tot het plegen van fraude (bedrog) heeft zich door een begin van uitvoeren geopenbaard en wel doordat uw cliënte haar (frauduleuze) aanvraag liet ondersteunen door documenten die het oogmerk hadden te dienen als bewijs van gepresenteerde zaken in de aanvraag. Het zijn deze documenten in combinatie met aanvullende verklaringen die naar onze mening ten grondslag hebben gelegen aan een poging om NN Bank te bewegen tot het verstrekken van een lening.
Wij vragen uw aandacht voor de hierbij gevoegde en de door uw cliënte overgelegde werkgeverklaring / arbeidsovereenkomst d.d. 1 februari 2016, in combinatie met de salarisstrook over de periode september, het ING rekeningafschrift van rekening [nummer] en de later door haar ingestuurde UWV verklaring.
Uit analyse van de verschillende documenten blijkt dat kort voor de kredietaanvraag in oktober, het inkomen van uw cliënte met ingang van september significant toeneemt (van EUR 1.328,08 per maand naar EUR 4.524,83 per maand) en dat het salaris over de maand september, blijkens het overgelegde rekeningoverzicht, reeds op 7 september 2016 door middel van een spoedbetaling is overgemaakt op haar rekening.
Uit de overgelegde arbeidsovereenkomst blijkt dat sprake zou zijn van een inkomen (als sales manager) van EUR 4.524,83 per maand, ingaande 1 februari 2016. De UWV verklaring laat echter zien dat er in de eerste zeven maanden van 2016 een bedrag inkomen is genoten. Dit zijn, ongeacht de verklaring die de boekhouder van [B.V. II] hiervoor heeft willen geven, sterke indicatoren die voor NN Bank aanleiding zijn om fraude te vermoeden.
Dit vermoeden wordt versterkt door de melding van de bij de aanvraag betrokken tussenpersoon dat uw cliënte geen door NN Bank opgevraagde extra stukken kon overleggen om haar inkomen bij [B.V. II] aan te tonen. NN Bank had salarisstroken en rekeningafschriften over de maanden gelegen voor september 2016 opgevraagd om inzicht te krijgen in de feitelijke salarisbetalingen voor de periode februari-augustus 2016. Uit de verklaring van de tussenpersoon maken wij op dat de reden voor het niet overleggen van die documenten gelegen is in het feit dat uw cliënte, anders dan in september, haar salaris altijd contant zou hebben ontvangen. Een opmerkelijke verklaring, aangezien wij in het kader van controle van de rekeninggegevens bij ING, hebben vernomen dat uw cliënte in de aan september voorafgaande maanden wisselende en onregelmatige overboekingen (geen spoedoverboekingen voor alle duidelijkheid) met de omschrijving “salaris” kreeg bijgeschreven van dezelfde Raborekening van [B.V. II] B.V en wel als volgt:
• 22 februari 2016: EUR 500,-
• 7 maart 2016: EUR 1.000,-
• 16 maart 2016: EUR 400,-
• 13 juli 2016: EUR 250,-
• 28 juli 2016: EUR 250,-
• 15 augustus 2016: EUR 400,-
De verschillen en de onregelmatigheid van de overboekingen staan haaks op de door uw cliënte overgelegde UWV verklaring en daarnaast tegenstrijdig met de via haar tussenpersoon verstrekte informatie. Wij merken verder op dat de tussenpersoon na de melding dat geen stukken kon worden overlegd, namens uw cliënte, verzocht om de behandeling van de kredietaanvraag te beëindigen.
Al met al zijn er zo veel tegenstrijdigheden, onduidelijkheden en niet op elkaar aansluitende verklaringen en documenten, dat wij de oprechtheid van uw cliënte ernstig in twijfel trekken. Uw cliënte, noch de namens haar optredende tussenpersoon, heeft, hoewel daartoe uitgenodigd, tot op heden door de overlegging van heldere feiten en bewijzen aantoonbaar gemaakt dat een dergelijke stelling in redelijkheid niet zou kunnen worden ingenomen.
Wij nemen kennis van het in uw brief d.d. 8 december jl. beschreven verweer. U lijkt te suggereren dat er slechts sprake is van een omissie in de verstrekte arbeidsovereenkomst; deze zou een verkeerde ingangsdatum bevatten en nog niet aan de actualiteit per september zijn aangepast. Dit is gelet op de bovengenoemde geconstateerde (overige) feiten een weinig overtuigende en met feiten omklede poging tot verklaring van (een gedeelte van) de
ongerijmdheden en neemt ons gerede vermoeden dan ook op geen enkele wijze weg. Wij merken hierbij ten overvloede op dat het voor NN Bank niet relevant is dat ING, om haar moverende reden, haar registratie van uw cliënte in het EVR ongedaan heeft gemaakt.
Naar mening van NN Bank is hier sprake van een incident zoals bedoeld in het PIFI en dat is dan ook de reden om, zoals in de aan uw cliënte d.d. 5 december 2016 gerichte brief vermeldt, over te gaan tot het registreren van de, gegevens van uw cliënte in de Externe Verwijzingsregistratie (EVR). Tevens delen wij u mede dat op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden bestaat, dat door uw cliënte het strafbare feit bedrog is (mede)gepleegd. NN Bank zal op grond daarvan tegen allen die, bij het plegen of mogelijk maken daarvan, betrokken zijn, aangifte doen bij de politie en ter vergoeding van de directe en indirecte kosten civiele partij zal stellen in de strafprocedure (arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 1998, NJ 1999, 196, (ECLI:NL:HR:1998:ZC2740). Wij merken op dat wij aan uw verzoeken dan ook geen gevolg zullen geven en de registratie in stand laten evenals de aangifte bij de politie.”