Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A],
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 september 2016, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 23 november 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 20 juni 2017 en de daarin genoemde stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- de brief van mr. Hiebendaal van 5 juli 2017 met een opmerking over het proces-verbaal,
- de antwoordakte van [BV I c.s.] van 5 juli 2017,
- de antwoordakte van [B] van 19 juli 2017, houdende een reactie op de punten 15 t/m 19 van de bovenstaande antwoordakte van [BV I c.s.]
2.De feiten
De ondergetekenden:
[BV I](…) (hierna ook te noemen: “
schuldeiser”) (…) en
[B](…) (hierna ook te noemen: “schuldenaar”):
de hoofdsom”.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
€ 3.600,00 betreft een aflossing op de verschuldigde contractuele rente in verband met de onderhavige geldlening. Voor het overige is de geldlening nog niet afgelost. [BV I c.s.] heeft onweersproken gesteld dat [BV I] , na aftrek van de genoemde betaling, met ingang van 20 januari 2012 nog een bedrag van € 67.916,21 aan hoofdsom (inclusief verschuldigde contractuele rente) van [B] te vorderen heeft. Die hoofdsom kan dan ook worden toegewezen.
contractuele rente, terwijl zij onder II. de
wettelijke renteover dit bedrag vordert. [BV I] heeft echter in het lichaam van de dagvaarding onder punt 9 gesteld dat de uiteindelijke hoofdsom € 67.916,21 bedraagt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012. De rechtbank zal daar dan ook van uitgaan en de vordering dienovereenkomstig toewijzen.
(2 punten x liquidatietarief € 894,-).