5.4.Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig door IKEA gegeven. Daartoe overweegt de kantonrechter het navolgende.
5.4.1In deze procedure staat vast dat [werkneemster] in het recente verleden, namelijk op 2 januari 2017, 5 februari 2017 en 22 februari 2017, bij IKEA aankopen met korting met haar personeelspas heeft gedaan tijdens werktijd. Gelet op de voor het gebruik van de personeelspas bij aankopen geldende regelingen, zoals deze zijn opgenomen in de op de arbeidsovereenkomst toepasselijke CAO en (ook) volgen uit de bij IKEA geldende huisregels en gedragscode, luidt de conclusie dat [werkneemster] bij het doen van die aankopen tijdens werktijd heeft gehandeld in strijd met die CAO, de huisregels en gedragscode.
5.4.2In deze procedure staat voorts vast dat [werkneemster] op 29 mei 2017 opnieuw in strijd met de hiervoor bedoelde regelingen gebruik heeft gemaakt van haar personeelspas door het (laten) doen van aankopen tijdens werktijd. Als verzwaring geldt daarbij dat die inkopen niet voor haarzelf waren bestemd, maar voor derden, te weten haar zus en zwager. Dat laatste is in strijd met de regel dat aankopen “
alleen bij persoonlijk gebruik van de personeelspas én aanschaf van IKEA artikelen voor eigen gebruik”is toegestaan.
5.4.3In deze procedure gaat de kantonechter er vanuit dat [werkneemster] bekend was met die regelingen en ook de strekking daarvan kende. Op 29 mei 2017 heeft zij bij het gebruik van de personeelspas voor aankopen voor haar zus en zwager op vragen van haar collega [betrokkene 3] of daarmee geen problemen ontstonden immers geantwoord, dat die problemen zouden uitblijven als mevrouw [betrokkene 3] haar mond hield. Met andere woorden: [werkneemster] wist dat zij handelde in strijd met de geldende regelingen.
5.4.4Het verweer van [werkneemster] dat in artikel 9 sub D. van de hiervoor bedoelde CAO is bepaald dat het is toegestaan cadeautjes tot een maximum bedrag van € 120,- in een bepaalde periode aan te schaffen en dat de aankoop van 29 mei 2017 binnen die bepalingen viel, passeert de kantonrechter. Het is evident dat met een cadeautje in dit verband is bedoeld het aanschaffen van een kleine zaak voor eigen gebruik van een personeelslid, waaronder óók het kopen van een cadeau voor een ander, wat redelijkerwijs “eigen gebruik” genoemd mag worden. Daarvan is in dit geval geen sprake.
5.4.5Voormeld herhaald handelen van [werkneemster] , bezien in onderlinge samenhang, levert naar het oordeel van de kantonrechter reeds voldoende dringende redenen op om het door IKEA gegeven ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat IKEA bij de naleving van de hiervoor bedoelde regelingen in het kader van haar bedrijfsvoering een zwaarwegend belang heeft; IKEA moet er op kunnen vertrouwen dat haar werknemers te goeder trouw de opgedragen taken uitvoeren en integer gebruik maken van de hen geboden faciliteiten, zoals de mogelijkheid om tegen korting aankopen te doen binnen het bedrijf van IKEA. Ook de precedentwerking die uitgaat van het gedrag van [werkneemster] is daarbij van groot belang. Naar het oordeel van de kantonrechter wegen die belangen van IKEA zwaarder dan de op zichzelf terechte belangen van [werkneemster] , zoals haar leeftijd en de daarmee samenhangende moeilijke kansen op de arbeidsmarkt, het verlies aan inkomen en het verlies aan arbeidsvreugde.
5.4.6Het in de ontslagbrief vermelde zelfstandige verwijt van intimiderende gedrag van [werkneemster] , volgens IKEA bestaande uit het doen van onheuse uitlatingen in de whatsapp groep van collega’s waarvan ook [werkneemster] deel uitmaakte, vormt naar het oordeel van de kantonrechter geen (bijkomende) grond voor rechtvaardiging van het gegeven ontslag op staande voet. De door [werkneemster] gedane uitlating is immers feitelijk juist. Dat de uitlating door een of meer appgroepsleden als intimiderend is ervaren, zoals IKEA heeft gesteld, doet aan die feitelijkheid niets af.
5.4.7De stelling van [werkneemster] dat het ontslag haar niet onverwijld is meegedeeld passeert de kantonrechter eveneens. In deze procedure staat weliswaar vast dat de aan [werkneemster] verweten gedraging op 29 mei 2017 is vastgesteld en door [werkneemster] is erkend en haar het ontslag (in ieder geval) is aangezegd bij de brief van 3 juni 2017, maar dit tijdsverloop is naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden niet zodanig lang dat niet kan worden gesproken van een onverwijld gedane mededeling. Immers, alvorens over te gaan tot de verstrekkende maatregel van ontslag op staande voet, wordt van een werkgever verwacht dat verdergaand onderzoek wordt ingesteld, zoals in dit geval door IKEA is gedaan, te weten het horen van de werknemer, het horen van direct betrokkenen en het bij de te nemen beslissing betrekken van overige relevante omstandigheden, zoals die (kunnen) volgen uit het raadplegen van het personeelsdossier van [werkneemster] en het uitlezen van gemaakte video-opnamen en het geven van de gelegenheid aan [werkneemster] om te reageren op de bevindingen van IKEA uit het verrichte nadere onderzoek.
Bij het geven van een ontslag op staande voet dient de werkgever, naast het gemaakte verwijt dat aanleiding geeft tot dat ontslag, immers ook alle overige relevante omstandigheden van het geval te betrekken en wederhoor van de betrokkene werknemer toe te passen.
5.4.8Na het hiervoor bedoelde onderzoek heeft IKEA [werkneemster] op 2 juni 2017 geconfronteerd met haar (nadere) bevindingen en [werkneemster] de gelegenheid te geven daarop te reageren. Vervolgens is [werkneemster] bij brief van 3 juni 2017 op staande voet ontslagen. In de gegeven omstandigheden is dat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onverwijld.
5.4.9Of het ontslag op staande voet eerder al mondeling is gegeven, namelijk op 2 juni 2017 zoals IKEA heeft gesteld en [werkneemster] heeft weersproken, maakt voormeld oordeel niet anders en kan dan ook verder buiten beschouwing blijven.