Uitspraak
uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[geboortedatum]1982, van Congolese nationaliteit, eiser/verzoeker (eiser) (gemachtigde: mr. M.R. van der Linde),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 november 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Congolese man die een asielvergunning had aangevraagd. De man stelde dat hij bij terugkeer naar Congo het risico liep op foltering en andere onmenselijke behandelingen, zoals beschermd door artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had zijn aanvraag echter afgewezen, omdat de man niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. De rechtbank oordeelde dat de man niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer in Congo daadwerkelijk risico liep op dergelijke behandelingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de man, die als inconsistent en ongeloofwaardig werden beschouwd. Bovendien werd opgemerkt dat de Congolese autoriteiten niet geïnteresseerd zijn in personen die zonder succes asiel hebben aangevraagd, zoals blijkt uit een rapport van het Britse Home Office. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding meer was om de uitzetting te verbieden nu het beroep was afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. L.H. Waller, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.V.A. Corstens, griffier.