ECLI:NL:RBDHA:2017:16762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
C/09/516821 / FA RK 16-6401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een buitenlandse adoptie en vaststelling van geboortegegevens van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2017 een beschikking gegeven inzake de erkenning van een buitenlandse adoptie en de vaststelling van geboortegegevens van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Het verzoekschrift tot adoptie was ingediend door [X], die als verzoekster optreedt en woonachtig is in [woonplaats X]. De rechtbank heeft in deze procedure de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om het belang van de minderjarige te onderzoeken. De Raad heeft gerapporteerd over de situatie van de minderjarige, die sinds 2012 in Nederland woont en een hechte band heeft met verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in Armenië is uitgesproken voordat het Haags Adoptieverdrag in werking trad tussen Nederland en Armenië, waardoor dit verdrag niet van toepassing is. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige afgewogen en geconcludeerd dat erkenning van de Armeense adoptie in het belang van de minderjarige is, ondanks dat verzoekster niet de wettelijke procedure voor adoptie heeft gevolgd. De rechtbank heeft ook de geboortegegevens van de minderjarige vastgesteld, aangezien er geen geldige geboorteakte beschikbaar was volgens de Nederlandse voorschriften. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de adoptie aan de akte van de burgerlijke stand toe te voegen en heeft de nodige gegevens voor de geboorteakte vastgesteld. De beschikking is gegeven door mr. S.M. Westerhuis-Evers, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-6401
Zaaknummer: C/09/516821
Datum beschikking: 10 november 2017

Adoptie

Beschikking op het op 19 augustus 2016 ingekomen verzoekschrift van:

[X]

verzoekster,
wonende te [woonplaats X]
advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam]

zetelend te [plaatsnaam]
de ambtenaar.

Procedure

Bij beschikking van 16 februari 2017 van deze rechtbank is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht nader onderzoek te doen naar het belang van de minderjarige [minderjarige] bij (een eventuele erkenning van de) adoptie en de niet naleving door verzoekster van de bepalingen van de Wobka daarbij mee te wegen.
De rechtbank heeft vervolgens ontvangen:
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. [datum] 2017;
- een brief d.d. 6 juli 2017 van verzoekster.
Op 6 oktober 2017 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat en bijgestaan door een tolk, mevrouw [naam tolk] , mevrouw [ambtenaar] namens de ambtenaar, mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming en de heer [voogd mj] namens Stichting Nidos, voogd van de minderjarige.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Anders dan in de beschikking van 16 februari 2017 is overwogen, is het Haags Adoptieverdrag niet van toepassing in deze zaak, omdat dit verdrag op het moment dat de adoptie van [minderjarige] door verzoekster in Armenië werd uitgesproken nog niet in werking was getreden tussen Nederland en Armenië. Voor de verdere beoordeling en het toetsingskader heeft dit echter geen gevolgen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het raadsrapport. Vanuit het raadsonderzoek komen verschillende beschermende factoren naar voren die aanwezig zijn bij verzoekster. Er is sprake van een langdurige band tussen verzoekster en [minderjarige] . [minderjarige] woont sinds 2012 in Nederland en vormt sindsdien een gezin met verzoekster, de moeder van verzoekster en de zus van verzoekster. In deze opvoedsituatie komen geen zorgsignalen naar voren. [minderjarige] verblijft op een veilige, stabiele plek en haar ontwikkeling verloopt positief. [minderjarige] voelt zich goed in het gezin en er wordt voorzien in haar behoeften. Ook de woonsituatie is in voldoende mate ingericht op [minderjarige] .
De Raad ziet ook verschillende risicofactoren. De Raad ziet een risico in het feit dat verzoekster geen adoptie specifieke kennis heeft. Zij kan hierdoor mogelijk niet anticiperen op mogelijke adoptie-gerelateerde problemen in de toekomst. Zo is [minderjarige] pas in juni 2017 op de hoogte gesteld van het feit dat zij geadopteerd is. Tot dat moment was [minderjarige] in de veronderstelling dat verzoekster haar biologische moeder is. [minderjarige] heeft was niet erg gelukkig te horen dat zij geadopteerd is maar heeft aangegeven dat verzoekster haar moeder is en blijft. [minderjarige] heeft geen vragen gesteld over haar biologische ouders. Het valt niet te voorspellen hoe [minderjarige] op de langere termijn om zal gaan met het gegeven dat zij is geadopteerd. De langdurige ontkenning van haar afkomst vormt een risicofactor voor haar identiteitsontwikkeling. Het is van belang dat zij wordt gesteund in het verwerken van het feit dat zij is afgestaan zodat zij dit een plaats kan geven voordat zij de adolescentiefase ingaat, waarbij de identiteitsontwikkeling een belangrijke ontwikkelingstaak wordt. Voorts wordt het feit dat verzoekster een vrij geïsoleerd bestaan leeft met een klein sociaal netwerk, waardoor zij in beperkte mate op de hoogte is van de Nederlandse maatschappij, gezien als een risicofactor.
Het feit dat verzoekster de wettelijke procedure aangaande het willen opnemen van een buitenlands kind ter adoptie niet heeft gevolgd plaatst de Raad voor een groot dilemma. Enerzijds is de Raad van mening dat het opvolgen van nationale en internationale wetgeving bij adoptie om meerdere redenen noodzakelijk is. Bij adoptie staat het belang van het kind voorop en niet dat van de aspirant adoptiefouder. Interlandelijke adoptie mag uitsluitend plaatsvinden als dit in het belang van het kind in kwestie is. Alleen door de overheid goedgekeurde instanties mogen zich met bemiddeling bezig houden en iedere adoptie gaat gepaard met een grondig onderzoek naar de aspirant adoptiefouder. In deze zaak is de adoptie tot stand gekomen zonder dat professionele betrokkenen gekeken hebben of het wel nodig is dat [minderjarige] een vervangende buitenlandse ouder zou krijgen en of verzoekster wel de juiste vervangende ouder is. Verzoekster is door dit eigenmachtig optreden volledig voorbij gegaan aan de rechten en belangen van het kind.
Anderzijds woont [minderjarige] al sinds 2012 bij verzoekster en is sprake van een hechte familieband. [minderjarige] ontwikkelt zich positief. Terugkeer naar Armenië zou een onderbreking in het tot nu toe positieve ontwikkelingstraject van [minderjarige] betekenen. Zij is inmiddels gewend en geworteld in de Nederlandse samenleving. Zij gaat naar de basisschool, spreekt goed Nederlands en ontwikkelt contacten met leeftijdsgenoten. Door een terugkeer naar Armenië wordt haar recht op een continue ontwikkeling mogelijk geschaad.
Ter zitting heeft de Raad verklaard dat het – hoewel het zorgelijk is hoe een en ander is verlopen – in het belang van [minderjarige] moet worden geacht dat zij bij verzoekster kan blijven wonen. Daarmee leidt een afweging van alle belangen de Raad tot de conclusie dat erkenning van de Armeense adoptie in het belang van [minderjarige] is.
Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat [minderjarige] niet verbaasd was toen haar werd verteld dat ze is geadopteerd. [minderjarige] bleef heel rustig. Er was geen paniek of stress. Verzoekster vindt het een opluchting dat de adoptie geen geheim meer is. Zij hoeft nu niet meer bang te zijn dat [minderjarige] van iemand anders hoort dat zij is geadopteerd. [minderjarige] weet dat ze altijd met vragen over de adoptie of haar biologische ouders bij verzoekster terecht kan. Met de leerkracht heeft verzoekster afgesproken dat zij ook een oogje op [minderjarige] houdt. Mochten zich problemen voordoen dan kan dit direct worden opgepakt en kan zo nodig specialistische hulp worden ingeschakeld.
Ter zitting heeft de heer [voogd mj] , de voogd van [minderjarige] , verklaard dat hij een gesprek heeft gehad met [minderjarige] nadat verzoekster haar heeft verteld over de adoptie. Uit dit gesprek bleek dat [minderjarige] al vermoedens had over de adoptie. [minderjarige] was tijdens dit gesprek rustig en niet anders dan normaal. Ze reageerde niet emotioneel. De heer [voogd mj] is van mening dat de gesprekken met [minderjarige] makkelijker zijn nu zij weet dat zij geadopteerd is.
Nu ter zitting is gebleken dat de Raad positief adviseert over de erkenning van de buitenlandse adoptie bestaat aan de zijde van de ambtenaar geen bezwaar tegen erkenning van de buitenlandse adoptie.
Zoals in de tussenbeschikking is overwogen, ligt voor de vraag of voorbij kan worden gegaan aan het niet naleven door verzoekster van de bepalingen van de Wobka, hetgeen het geval is indien dit in het kennelijk belang van [minderjarige] is en afwijzing van het verzoek tot erkenning van de Armeense adoptie het belang van [minderjarige] ernstig zou schaden. De rechtbank is op grond van hetgeen de Raad in het rapport en ter zitting naar voren heeft gebracht, aangevuld met hetgeen verzoekster en de heer [voogd mj] en de ambtenaar hebben verklaard, van oordeel dat de belangen van [minderjarige] met zich brengen dat de Armeense adoptie moet worden erkend. Van belang daarbij is dat verzoekster [minderjarige] al jaren een stabiele en veilige opvoedsituatie biedt, terwijl niet gesteld of gebleken is dat [minderjarige] ergens ander (al dan niet in Armenië) heen zou kunnen. In dit verband geldt dat de biologische moeder helemaal uit beeld is en er ook geen andere familie is waar zij heen zou kunnen. Voorts kent de rechtbank gewicht toe aan het feit dat verzoekster er blijk van heeft gegeven inzicht te hebben in de door de Raad geschetste (mogelijke) problematiek ten aanzien van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] , naar aanleiding van het geadopteerd zijn. De rechtbank heeft er dan ook vertrouwen in dat verzoekster bij adoptie-gerelateerde problemen van [minderjarige] , professionele hulp zal zoeken en accepteren. Het primaire verzoek zal derhalve worden toegewezen.
De rechtbank gelast op de voet van artikel 10:109, derde lid, BW dat een latere vermelding van adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand wordt toegevoegd.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Vaststellen geboortegegevens
Voldoende aannemelijk is gemaakt dat met betrekking tot [minderjarige] niet kan worden beschikt over een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte geboorteakte, althans dat niet kan worden beschikt over een overeenkomstig de voorschriften naar Nederlands recht opgemaakte geboorteakte. De overgelegde geboorteakte bevat immers de gegevens van de adoptiefouder (als ouder) en geeft niet de situatie weer zoals deze gold op het moment van geboorte van [minderjarige] .
De ambtenaar heeft geadviseerd omtrent de wijze van vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] . Verzoekster stemt in met vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] overeenkomstig het voorstel van de ambtenaar.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van [minderjarige] moet hebben plaatsgehad. De rechtbank beslist, gelet op artikel 1:25c lid 3 BW, als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de “Court Decision” (waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht), afgegeven op 11 september 2007 door de “Court of First Instance of Yerevan Arabkir and Kanaker-Zeitun Communities” te Armenië, waarbij de adoptie tot stand is gekomen van [minderjarige] , van het vrouwelijk geslacht, geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , Armenië, door [X] , aan de in artikel 10:109, eerste lid, BW, genoemde voorwaarden voor erkenning voldoet;
*
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
*
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast:
Voornaam : [minderjarige]
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam X]
Geboortedatum : [geboortedatum] 2007
Geboorteplaats : [geboorteplaats] , Armenië
Geslacht : vrouwelijk
Voornamen moeder : [namen]
Geslachtsnaam moeder : [zelfde geslachtsnaam als X]
Deze beschikking is gegeven door mr. S.M. Westerhuis-Evers, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2017.