ECLI:NL:RBDHA:2017:1933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
SGR 17/1088, 17/1089 en 17/1090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor strandhuisjes op het Zuiderstrand van Kijkduin

Op 1 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van Vereniging Sail Center 107. Deze verzoeken waren gericht tegen de verleende omgevingsvergunningen voor het plaatsen van 35 strandhuisjes op het Zuiderstrand van Kijkduin. De vergunningen waren verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan Stichting Leef met de Zee en Bang on the Beach B.V. De verzoekster, Vereniging Sail Center 107, heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om voorlopige voorzieningen, omdat zij vreesde dat de plaatsing van de strandhuisjes haar activiteiten zou belemmeren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvragen voor de omgevingsvergunningen betrekking hebben op het tijdelijk plaatsen van strandhuisjes voor dag- en nachtrecreatie. De rechter heeft overwogen dat de vrees voor overlast in het algemeen geen spoedeisend belang oplevert, tenzij aannemelijk is dat deze overlast zich zal voordoen en een onaanvaardbare omvang heeft. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een spoedeisend belang en dat de aanwezigheid van de strandhuisjes de activiteiten van verzoekster niet wezenlijk negatief zou beïnvloeden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat er geen onomkeerbare situatie dreigde en de verzoekster geen spoedeisend belang kon aantonen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 17/1088, 17/1089 en 17/1090
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 maart 2017 op de verzoeken om een voorlopige voorziening van
Vereniging Sail Center 107, te Den Haag, verzoekster
(gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] ),
tegen
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. [gemachtigde 2] ).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
1.
Stichting Leef met de Zee (Leef met de Zee), te Den Haag, te Den Haag
(gemachtigde: mr. [gemachtigde 3] );
2.
Bang on the Beach B.V. (Bang on the Beach), te Den Haag, vergunninghoudsters
(gemachtigde: mr. [gemachtigde 4] ).

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2016, gepubliceerd op 19 december 2016 (bestreden besluit 1), heeft verweerder aan Leef met de Zee omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van 20 seizoensgebonden strandhuisjes op het Zuiderstrand van Kijkduin tussen de strandslagen 2a en 3 voor een periode van vier jaar ten behoeve van dag- en nachtrecreatie (zaaknummer SGR 17/1088).
Bij besluit van 15 december 2016 (bestreden besluit 2) heeft verweerder aan Bang on the Beach omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van 10 strandhuisjes tijdens de periode maart tot en met oktober op het Zuiderstrand van Kijkduin nabij opgang 2 voor een periode van vier jaar (zaaknummer SGR 17/1089).
Bij besluit van 15 december 2016 (bestreden besluit 3) heeft verweerder aan Bang on the Beach omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van 5 strandhuisjes op het Zuiderstrand van Kijkduin nabij opgang 2a voor een periode van vier jaar (zaaknummer SGR 17/1090).
Verzoekster heeft zowel tegen bestreden besluit 1 als tegen de bestreden besluiten 2 en 3 bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
Partijen hebben nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2017. De verzoeken zijn gevoegd behandeld. Namens verzoekster zijn verschenen [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , bijgestaan door gemachtigde [gemachtigde 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. [verweerder 1] en mr. [verweerder 2] , bijgestaan door gemachtigde [gemachtigde 2] en mr. [verweerder 3] Namens Leef met de Zee zijn verschenen [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4] , bijgestaan door gemachtigde [gemachtigde 3] . Namens Bang on the Beach is verschenen [belanghebbende 5] , bijgestaan door gemachtigde [gemachtigde 4] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Het bouwplan, waarvoor Leef met de Zee op 22 november 2016 een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend, voorziet in het plaatsen van 20 strandhuisjes voor het houden van dag- en nachtrecreatie tijdens de periode maart tot en met oktober voor een periode van vier jaar op het Zuiderstrand van Kijkduin tussen de strandslagen 2a en 3 direct ten noorden van strandslag 2a.
2.2
De bouwplannen, waarvoor Bang on the Beach op 29 november 2016 aanvragen om omgevingsvergunningen heeft ingediend, voorzien in het plaatsen van 10 strandhuisjes nabij opgang 2 en 5 strandhuisjes nabij opgang 2a voor het houden van dag- en nachtrecreatie tijdens de periode maart tot en met oktober op het Zuiderstrand van Kijkduin voor een periode van vier jaar.
2.3
De aanvragen van Bang on the Beach hebben betrekking op 10 strandhuisjes direct ten zuiden van strandslag 2 en 5 strandhuisjes direct ten zuiden van strandslag 2a op hetzelfde gedeelte van het strand waar verzoekster van de gemeente een gedeelte van het strand ter grootte van 932 m2 huurt tussen de strandslagen 2 en 2a.
2.4
Alle aanvragen hebben uitsluitend betrekking op de activiteit “het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan”, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.5
Bij eerdere besluiten van 29 september 2015 en 1 oktober 2015 had verweerder vergunninghouders reeds omgevingsvergunningen verleend voor het plaatsen van in totaal 40 seizoensgebonden strandhuisjes in hetzelfde gebied.
Bij uitspraak van 1 november 2016 heeft deze rechtbank de door verzoekster tegen deze besluiten ingediende beroepen gegrond verklaard en beide besluiten vernietigd (zaaknummers SGR 15/7879 en SGR 16/423).
2.6
Tegen deze uitspraak hebben zowel verweerder als vergunninghouders hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 18 januari 2017 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak het hangende het hoger beroep door Leef met de Zee ingediende verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
3. Bij de bestreden besluiten is verweerder onder toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) van het geldende bestemmingsplan afgeweken.
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Als geen onomkeerbare situatie dreigt, ontbreekt spoedeisend belang, zodat reeds daarom geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarnaast is voor het treffen van een voorlopige voorziening volgens vaste jurisprudentie slechts plaats indien sterke twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit en een zwaarwegend spoedeisend belang maakt dat het voor betrokkene onevenredig bezwaarlijk zou zijn de beslissing op bezwaar te moeten afwachten.
5. Verzoekster heeft omtrent het spoedeisend belang gesteld dat Leef met de Zee te kennen heeft gegeven dat zij de strandhuisjes tussen 1 maart 2017 en 15 april 2017 wenst te plaatsen, omdat na laatstgenoemde datum geen werkzaamheden meer verricht kunnen worden. Dit betekent volgens verzoekster dat indien de strandhuisjes geplaatst zouden worden deze dit seizoen niet meer verwijderd kunnen worden en zij daarmee ook dit seizoen zal worden belemmerd in het faciliteren van watersportmogelijkheden voor haar leden.
Er blijft naar de mening van verzoekster onvoldoende ruimte beschikbaar voor het stallen van de catamarans, indien de strandhuisjes worden geplaatst. Dat er nu vijf minder dan tevoren zijn aangevraagd en vergund biedt onvoldoende soelaas. De strandbezoekers zijn niet geneigd om direct vóór de strandhuisjes te gaan liggen, waardoor de drukte zich verplaatst naar onder meer het deel van het strand bij verzoekster. Niet alleen de ruimte om de catamarans te stallen komt in het gedrang, maar ook het veilig aanlanden voor catamarans, kitesurfers en zeilers en het veilig overbrengen van hun materiaal naar het door verzoekster gehuurde deel van het strand. Verzoekster voert daarnaast aan dat de gebreken in de ruimtelijke onderbouwing van de vernietigde omgevingsvergunningen in de bestreden besluiten niet zijn weggenomen.
6.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vrees voor overlast in zijn algemeenheid geen spoedeisend belang oplevert. Daarvan kan slechts sprake zijn indien aannemelijk is dat deze overlast zich zal voordoen en indien deze een onaanvaardbare omvang en impact heeft. Daarvan is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken. Het gedeelte van het strand, groot 932 m2, dat verzoekster van de gemeente huurt betreft geen afgebakend gebied. Wel staat vast dat het clubgebouw van verzoekster daar deel van uitmaakt. Ter zitting is gebleken dat het strand tussen de strandslagen 2 en 2a ongeveer 300 meter lang is en ter plaatse een breedte heeft van ongeveer 80 meter bij vloed. Voorts is gebleken dat de afstand van de strandslag tot de buitenwand van het laatste van de vijf strandhuisjes ongeveer 60 meter bedraagt, zodat 240 meter resteert tot aan de volgende strandslag. Daarvan heeft verzoekster blijkens de situatietekening van 9 mei 2016, gewoonlijk een strook in gebruik van circa 106 meter lang ten noorden van het clubgebouw voor het stallen en verplaatsen van catamarans. De voorzieningenrechter acht, gelet hierop, niet aannemelijk dat de aanwezigheid van de vijf aan Bang on the Beach vergunde strandhuisjes de activiteiten van verzoekster wezenlijk negatief beïnvloeden. Hieraan kan verzoekster dan ook geen spoedeisend belang ontlenen.
6.2
Voorts zijn door verzoekster weliswaar vier direct na elkaar genomen foto’s van het strand overgelegd, uit de zomer van 2016, maar deze bieden evenmin basis om spoedeisend belang aan te nemen. Op deze foto’s is te zien dat zich vóór strandtent Suiderstrand redelijk wat badgasten bevinden. Op het gedeelte van het strand vóór de strook die verzoekster gebruikt voor het stallen van de catamarans is de bezetting echter niet duidelijk zichtbaar. Bovendien heeft verweerder een luchtfoto overgelegd waarop juist te zien is dat het deel van het strand vóór het deel dat verzoekster huurt door aanzienlijk minder badgasten wordt gebruikt dan de stukken daarnaast.
6.3
Van een onomkeerbare situatie, zoals door verzoekster gesteld, is evenmin gebleken. Ter zitting is door zowel verweerder als vergunninghouders aangegeven dat de strandhuisjes, behalve dat zij dichtgezet kunnen worden, ook na 15 april 2017 kunnen worden verwijderd indien dat noodzakelijk is.
6.4
Tot slot kan verzoekster evenmin een spoedeisend belang ontlenen aan de vrees dat haar bezwaren niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
7. De voorzieningenrechter ziet, concluderend, geen spoedeisend belang dat het treffen van voorlopige voorzieningen rechtvaardigt.
8. De verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.