ECLI:NL:RBDHA:2017:2060
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld en de beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft eiser, een Sri Lankaanse man, op 16 november 2016 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden werd afgewezen. Eiser stelde dat hij slachtoffer was van huiselijk geweld en dat zijn verblijfsvergunning, die was verleend op basis van zijn huwelijk, ten onrechte was ingetrokken. De rechtbank heeft op 2 maart 2017 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims van huiselijk geweld. De rechtbank benadrukte dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor zijn verblijfsvergunning, aangezien zijn huwelijk was verbroken en hij niet met de vereiste bewijsmiddelen had aangetoond dat er sprake was van huiselijk geweld. Bovendien werd vastgesteld dat eiser niet over een geldig paspoort beschikte, wat ook een afwijzingsgrond was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Eiser had onvoldoende aangetoond dat de afwijzing van zijn aanvraag zou leiden tot onevenredige gevolgen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op privéleven beschermt. Eiser had relatief kort in Nederland verbleven en er was geen bijzondere binding met Nederland aangetoond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.