ECLI:NL:RBDHA:2017:2284
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Omzetting van Bbz-uitkering in gift en de gevolgen voor zorgtoeslag
Op 8 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [kantoorplaats]. De zaak betreft de omzetting van een Bbz-uitkering in een gift en de gevolgen daarvan voor de zorgtoeslag voor het berekeningsjaar 2015. Eiser had in 2014 een voorschot zorgtoeslag ontvangen van € 942, maar in 2016 werd de zorgtoeslag definitief vastgesteld op nihil, omdat het te veel uitbetaalde bedrag aan zorgtoeslag van eiser werd teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat de Belastingdienst bij de vaststelling van de zorgtoeslag terecht is uitgegaan van het verzamelinkomen zoals vastgesteld door de inspecteur voor de inkomstenbelasting. De rechtbank verwijst naar de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), waarin is bepaald dat het toetsingsinkomen van de belanghebbende en zijn partner in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank concludeert dat de omzetting van de lening in een gift geen terugwerkende kracht heeft en daarom niet kan leiden tot een wijziging van de zorgtoeslag voor het jaar 2015.
De rechtbank wijst er ook op dat verweerder een doorzendplicht heeft voor bezwaarschriften die betrekking hebben op het inkomensgegeven. Ondanks dat het beroep ongegrond is verklaard, heeft de rechtbank verweerder opgedragen om het bezwaarschrift van eiser alsnog ter beoordeling aan de inspecteur door te zenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.