In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 12 januari 2017 een beschikking gegeven in een rekestprocedure met zaaknummer C/09/519940/HA RK 16-518. De verzoekers, kinderen van de overleden erflater, hebben verzocht om de verweerster, de echtgenote van de erflater, als vereffenaar van de nalatenschap te ontslaan. De verzoekers hebben hun verzoek onderbouwd met de stelling dat de verweerster niet meewerkt aan een voortvarende afwikkeling van de nalatenschap en dat zij de administratie van de erflater niet afstaat. De verweerster heeft echter gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat zij in verzuim verkeert.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap beneficiair is aanvaard door alle erfgenamen, wat betekent dat zij gezamenlijk vereffenaar zijn op grond van artikel 4:195 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerster niet door de rechter is benoemd en daarom niet kan worden ontslagen. De verzoekers hebben hun verzoek tot ontslag van de verweerster gebaseerd op artikel 4:206 lid 5 BW, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat dit artikel niet van toepassing is, aangezien de verweerster van rechtswege vereffenaar is.
De rechtbank heeft vervolgens besloten om een onafhankelijke derde, bij voorkeur een notaris, als vereffenaar te benoemen, omdat beide partijen hiermee akkoord gingen. De rechtbank heeft de kosten van de procedure voor elk van de partijen bepaald, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter G.H.I.J. Hage.