ECLI:NL:RBDHA:2017:2630
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht in vreemdelingenbewaring gestelde jongeman moet worden vrijgelaten en ontvangt schadevergoeding
Op 8 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een jongeman die onterecht in vreemdelingenbewaring was gesteld. De jongeman, geboren in 2000 en van Algerijnse nationaliteit, was op 25 januari 2017 in bewaring gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. Hij had beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding vroeg. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie onvoldoende had onderbouwd dat de jongeman meerderjarig was. De rechtbank stelde vast dat de jongeman onder toezicht stond van de jeugdreclassering en een voogdijinstelling, wat erop wees dat hij mogelijk minderjarig was. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris de mogelijkheid van minderjarigheid niet had meegewogen in zijn besluitvorming, wat leidde tot een motiveringsgebrek. Hierdoor was de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de onmiddellijke opheffing van de bewaring en kende de jongeman een schadevergoeding toe van € 1.145,-- voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming. Daarnaast werden de proceskosten van de jongeman, tot een bedrag van € 990,--, vergoed door de Staat der Nederlanden.