Uitspraak
1.De feiten
“heden”heeft verzocht zelf te onderzoeken wat de mogelijkheden van taxatie en verkoop van de schilderijen zijn en hem hierover te informeren.
“nu gebleken is dat thans geen enkele vraag naar de schilderijen is en de waarde van de schilderijen achteraf bezien een geringe waarde vertegenwoordigen”.
a) schuldenaar heeft geen bewijsstukken aangeleverd met betrekking tot zijn inspanningsverplichting, ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder. Sinds aanvang van de schuldsaneringsregeling heeft schuldenaar slechts één aantoonbaar bewijs overgelegd, in plaats van in totaal 52 sollicitatiebrieven;
“Saniet is d.d. 16 oktober 2014 aangeschreven omtrent de openbare verkoop van de schilderijen. Saniet heeft d.d. 27 oktober 2014 aangegeven dat hij van mening is dat de schilderijen geen waarde hebben. Saniet en zijn beschermingsbewindvoerder zijn d.d. 26 maart 2015 opnieuw aangeschreven omtrent de openbare verkoop van de schilderijen.”
“op 16 oktober 2014 toestemming heeft gegeven voor een openbare verkoop. Inmiddels is een jaar verstreken en heeft u mij nog niet bericht hoe het staat met de openbare verkoop van de schilderijen, ondanks de herhaalde verzoeken (…) van 20 april 2015 en 18 september 2015. Ik verzoek u mij binnen 14 dagen na heden nader te berichten.”
2.De standpunten
3.De beoordeling
Maar ook is denkbaar dat een lagere vergoeding gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld indien de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn wettelijke taken of de werkzaamheden beperkt zijn”. Tot de wettelijke taken van de bewindvoerder behoort het beheer en de vereffening van de boedel (artikelen 316 lid 1 jº 347 Fw). Op 6 februari 2012 is de schuldsaneringsregeling op saniet van toepassing verklaard. Reeds uit een verslag van 6 maart 2012 blijkt dat de bewindvoerder een vijftal schilderijen in de boedel had aangetroffen. Door de bewindvoerder is bij brief van 22 november 2013 aan de rechter-commissaris meegedeeld dat hij van saniet schattingen van de waarde van de schilderijen heeft ontvangen, welke schattingen door saniet en door twee van de desbetreffende kunstenaar zijn opgesteld en uitkomen op een totale waarde van € 6.400,-. De bewindvoerder vermeldt daarbij: “
Mijn inziens zijn de taxaties voldoende”.
Voor alle volledigheid wijst de rechtbank er op dat de boedel een vijftal schilderijen omvat. De bewindvoerder is (ook) belast met de vereffening van de boedel (artikel 316 Fw). Niet is gebleken dat de bewindvoerder tot op hedenzelf
serieuze pogingen heeft ondernomen om ten behoeve van de boedel tot verkoop van de schilderijen te komen. De rechtbank gaat er van uit dat dit alsnog zal gebeuren en dat de bewindvoerder hierbij effectief en voortvarend te werk zal gaan.” De rechtbank heeft de beslissing tot vaststelling van het salaris van de bewindvoerder aangehouden.
bij een niet nader genoemd atelier ondergebracht” had. Hierop heeft de rechter-commissaris bij brief van 22 augustus 21016 gereageerd met de mededeling dat wederom niet is voldaan aan het verzoek om effectief en voortvarend met de verkoop van de schilderijen te werk te gaan en dat de rechter-commissaris van mening is dat het belang van saniet bij een spoedige afwikkeling van de schuldsaneringsregeling voorop staat. Aan saniet heeft de rechter-commissaris diezelfde dag meegedeeld dat de bewindvoerder is bericht dat hij de kwestie met de schilderijen verder diende te laten rusten.