ECLI:NL:RBDHA:2017:2772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
C/09/12/122 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vereffeningsplicht van de bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling met betrekking tot de verkoop van schilderijen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 maart 2017 uitspraak gedaan over de vereffeningsplicht van de bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, aangeduid als 'saniet', had een schuldsaneringsregeling die op 6 februari 2012 was uitgesproken. De bewindvoerder, mr. G.J. van Rossen, had een aantal schilderijen aangetroffen die in de boedel behoorden. Gedurende de procedure heeft de bewindvoerder herhaaldelijk geprobeerd om de schilderijen te verkopen, maar zonder succes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewindvoerder niet effectief en voortvarend heeft gehandeld in de verkoop van de schilderijen, wat mogelijk heeft geleid tot benadeling van de schuldeisers.

De rechtbank heeft de bewindvoerder in staat gesteld om de schilderijen te gelde te maken, maar na verloop van tijd bleek dat er geen serieuze pogingen waren ondernomen om de schilderijen te verkopen. De rechter-commissaris had de rechtbank geadviseerd om het salaris van de bewindvoerder te korten, omdat deze niet aan zijn wettelijke verplichtingen had voldaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het salaris van de bewindvoerder met 75% te verlagen, wat resulteerde in een vaststelling van € 517,00, exclusief omzetbelasting.

De rechtbank benadrukte dat de bewindvoerder verantwoordelijk is voor de vereffening van de boedel en dat hij niet kan afschuiven op de saniet of de rechter-commissaris. De rechtbank heeft de bewindvoerder aangespoord om effectiever te werk te gaan in de toekomst, vooral met betrekking tot de verkoop van de schilderijen, die niet als waardeloos konden worden beschouwd. De uitspraak is gedaan in het kader van de Faillissementswet, waarbij de rechtbank de belangen van de schuldeisers vooropstelt.

Uitspraak

insolventienummer: C/09/12/122 R
uitspraakdatum : 8 maart 2017
RECHTBANK DEN HAAG
Team Insolventies - enkelvoudige kamer
In de schuldsaneringsregeling van:
[saniet],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
woonadres: [postcode, woonplaats en adres],
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [00000000],
[Saniet] zal hierna worden aangeduid als ‘saniet’.

1.De feiten

1.1
Ten aanzien van saniet is bij vonnis van 6 februari 2012 de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. W.J. Don tot rechter-commissaris. Mr. G.J. van Rossen (Modus Vivendi B.V.), kantoorhoudende te Zwijndrecht, is benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Bij openbaar verslag van 6 maart 2013 maakt de bewindvoerder melding van een vijftal schilderijen dat hij heeft aangetroffen bij het huisbezoek. De bewindvoerder meldt dat de mogelijkheden van taxatie en de verkoop van deze schilderijen worden onderzocht.
1.3
Bij openbaar verslag van 6 september 2012 meldt de bewindvoerder dat hij schuldenaar
“heden”heeft verzocht zelf te onderzoeken wat de mogelijkheden van taxatie en verkoop van de schilderijen zijn en hem hierover te informeren.
1.4
Bij openbaar verslag van 6 maart 2013 meldt de bewindvoerder dat saniet heeft aangegeven dat de schilderijen met name van persoonlijke waarde zijn en dat hij de schilderijen op verscheidene websites te koop heeft aangeboden, maar dat geen enkel bod is uitgebracht op de schilderijen. De bewindvoerder verzoekt de rechter-commissaris toestemming te verlenen tot behoud van de schilderijen,
“nu gebleken is dat thans geen enkele vraag naar de schilderijen is en de waarde van de schilderijen achteraf bezien een geringe waarde vertegenwoordigen”.
1.5
Op 14 maart 2013 heeft de rechter-commissaris de schuldsaneringsregeling voorgedragen tot tussentijdse beëindiging. De redenen hiertoe zijn:
a.
a) schuldenaar heeft geen bewijsstukken aangeleverd met betrekking tot zijn inspanningsverplichting, ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder. Sinds aanvang van de schuldsaneringsregeling heeft schuldenaar slechts één aantoonbaar bewijs overgelegd, in plaats van in totaal 52 sollicitatiebrieven;
b) schuldenaar voldoet niet aan zijn informatieverplichting aangezien hij tot op heden heeft nagelaten taxaties uit te laten voeren ten aanzien van de vijf schilderijen die hij in zijn bezit heeft.”
1.6
Bij vonnis van 5 juli 2013 heeft de rechtbank de voordracht tot tussentijdse beëindiging afgewezen en de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 12 maanden verlengd, derhalve tot 6 februari 2016.
1.7
Bij openbaar verslag van 10 oktober 2013 meldt de bewindvoerder dat hij nog niet van saniet heeft mogen vernemen dat de schilderijen zijn getaxeerd.
1.8
Bij brief van 22 november 2013 meldt de bewindvoerder dat hij telefonisch contact heeft gehad met saniet met betrekking tot de schilderijen. Naar aanleiding van dit gesprek is gebleken dat de taxaties zijn uitgevoerd door de kunstenaars die de schilderijen hebben gemaakt. Uit de taxaties blijkt dat de schilderijen een waarde van in totaal € 6.400,- vertegenwoordigen.
1.9
Bij brief van 5 december 2013 beslist de rechter-commissaris dat saniet de waarde van de schilderijen ad € 6.400,- aan de boedel dient te worden vergoed.
1.1
Bij openbaar verslag van 10 april 2014 meldt de bewindvoerder dat hij saniet erop heeft gewezen dat de waarde van de schilderijen voor het einde van de regeling in de boedel dient te vloeien.
1.11
Bij brief van 16 mei 2014 meldt de beschermingsbewindvoerder van saniet aan de bewindvoerder dat het hen niet is gelukt de schilderijen te verkopen. De beschermingsbewindvoerder verzoekt de bewindvoerder de schilderijen in ontvangst te nemen en deze binnen zijn netwerk te verkopen.
1.12
Bij brief van 16 mei 2014 verzoekt de beschermingsbewindvoerder van saniet aan de rechter-commissaris de verkoop van de schilderijen over te mogen dragen aan de bewindvoerder.
1.13
Bij brief van 26 september 2014 stelt de bewindvoerder aan de rechter-commissaris voor de schilderijen via een openbare verkoop van de hand te doen.
1.14
Bij openbaar verslag van 7 oktober 2014 meldt de bewindvoerder dat geen wijzigingen zijn opgetreden met betrekking tot de (verkoop van) de schilderijen en dat hij nog niet van de rechter-commissaris heeft mogen vernemen op zijn brief van 26 september 2014.
1.15
Bij e-mail van 16 oktober 2014 verleent de rechter-commissaris toestemming de schilderijen te gelde te maken via een veiling.
1.16
Bij openbaar verslag van 16 april 2015 meldt de bewindvoerder dat
“Saniet is d.d. 16 oktober 2014 aangeschreven omtrent de openbare verkoop van de schilderijen. Saniet heeft d.d. 27 oktober 2014 aangegeven dat hij van mening is dat de schilderijen geen waarde hebben. Saniet en zijn beschermingsbewindvoerder zijn d.d. 26 maart 2015 opnieuw aangeschreven omtrent de openbare verkoop van de schilderijen.”
1.17
Bij e-mail van 20 april 2015 verzoekt de rechter-commissaris aan de bewindvoerder haar binnen 14 dagen nader te berichten omtrent de verkoop van de schilderijen.
1.18
Bij e-mail van 18 september 2015 meldt de rechter-commissaris aan de bewindvoerder dat zij niet heeft mogen vernemen op haar e-mail van 20 april 2015. De rechter-commissaris verzoekt aan de bewindvoerder haar binnen 10 dagen te berichten.
1.19
Bij openbaar verslag van 20 oktober 2015 meldt de bewindvoerder dat de schilderijen tot op heden niet zijn verkocht.
1.2
Bij brief van 29 oktober 2015 meldt de beschermingsbewindvoerder aan de rechter-commissaris dat het saniet niet is gelukt de schilderijen zelf te verkopen. De beschermingsbewindvoerder heeft met de bewindvoerder afgesproken dat hij de verkoop op zich neemt.
1.21
Bij brief van 12 november 2015 meldt de rechter-commissaris aan de bewindvoerder dat zij
“op 16 oktober 2014 toestemming heeft gegeven voor een openbare verkoop. Inmiddels is een jaar verstreken en heeft u mij nog niet bericht hoe het staat met de openbare verkoop van de schilderijen, ondanks de herhaalde verzoeken (…) van 20 april 2015 en 18 september 2015. Ik verzoek u mij binnen 14 dagen na heden nader te berichten.”
1.22
Bij e-mail van 15 december 2015 meldt de bewindvoerder dat de schilderijen tot op heden niet zijn verkocht. Hij meldt dat hij contact heeft gehad met een bedrijf dat een paar keer per jaar veilingen organiseert. Gezien het feit dat de schilderijen niet van een bekende schilder zijn, is een veiling op deze manier volgens de bewindvoerder geen optie. De enige optie die resteert is een opkoper inschakelen.
1.23
Bij e-mail van 14 januari 2016 vraagt de rechter-commissaris het eindverslag van de bewindvoerder op en verzoekt hem daarin de stand van zaken over de verkoop van de schilderijen alsmede het standpunt van de bewindvoerder op te nemen.
1.24
Bij e-mail van 1 februari 2016 meldt de bewindvoerder dat hij een boedelmakelaar in Baarn heeft benaderd om een indicatie te geven omtrent de verkoopwaarde van de schilderijen. Naar aanleiding van door hem verrichte onderzoek, is de bewindvoerder gemeld dat de schilderijen moeilijk tot zeer moeilijk te verkopen zijn. Als de schilderijen via de boedelmakelaar worden verkocht, zal er nog commissie afgaan van 38% ten behoeve van de boedelmakelaar. De bewindvoerder is van mening dat de verkoop op deze manier niet in het voordeel zal zijn van de boedel Schuldenaar heeft zelf enkele malen getracht de schilderijen via marktplaats dan wel een ander openbaar verkooppunt te verkopen, echter zonder succes. De bewindvoerder ontvangt graag de visie van de rechter-commissaris in deze kwestie.
1.25
Op 12 april 2016 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden.
1.26
Bij vonnis van 21 april 2016 heeft de rechtbank de zogenoemde ‘schone lei’ toegekend en heeft daarbij tevens overwogen dat de rechtbank er van uitgaat dat de bewindvoerder effectief en voortvarend bij de verkoop van de schilderijen te werk zal gaan. De rechtbank heeft de beslissing aangaande het vaststellen van het salaris van de bewindvoerder aangehouden.
1.27
Op 24 juni 2016 heeft de verificatievergadering plaatsgevonden.
1.28
Bij e-mail van 25 juli 2016 verzoekt de bewindvoerder uitstel voor het indienen van de slotuitdelingslijst, omdat de verkoop van de schilderijen nog niet is afgerond.
1.29
Bij e-mail van 17 augustus 2016 meldt de bewindvoerder dat hij de schilderijen bij saniet wilde ophalen, maar dat saniet de schilderijen bij een niet nader genoemd atelier heeft ondergebracht. Het is de bewindvoerder niet bekend of de schilderijen zijn verkocht.
1.3
Bij brief van 22 augustus 2016 van de rechter-commissaris aan saniet wordt medegedeeld dat de bewindvoerder de kans heeft gekregen, ook na het vonnis van 21 april 2016, om de schilderijen te verkopen, maar dat dit tot op heden niet is gebeurd. De rechter-commissaris meldt dat zij de bewindvoerder heeft bericht de kwestie per heden te laten rusten.
1.31
Bij brief van 22 augustus 2016 meldt de rechter-commissaris aan de bewindvoerder dat nu wederom niet is voldaan aan het verzoek om effectief en voortvarend te werk te gaan na het eindvonnis, het belang van saniet dat zijn regeling spoedig wordt afgewikkeld nu voorop staat. De rechter-commissaris adviseert de rechtbank te korten op het bewindvoerdersalaris nu de bewindvoerder na meerdere verzoeken van haar en de rechtbank niet heeft voldaan zijn taak.
1.32
Bij brief van 9 december 2016 reageert de bewindvoerder op de brief van 22 augustus 2016 van de rechter-commissaris.
1.33
Op 22 februari 2017 heeft de rechtbank de bewindvoerder ter terechtzitting gehoord ter zake de vaststelling van het bewindvoerdersalaris.
1.34
De rechtbank heeft hierna de uitspraak bepaald op heden.

2.De standpunten

2.1
De rechter-commissaris heeft de rechtbank geadviseerd te korten op het bewindvoerdersalaris nu de bewindvoerder na meerdere verzoeken van de rechter-commissaris en de rechtbank niet heeft voldaan aan zijn taak als bewindvoerder.
2.2
De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat wél voortvarend is gehandeld. Het heeft echter geen resultaat gehad, omdat saniet zijn medewerking niet heeft verleend. De bewindvoerder acht dit daarom geen reden om het salaris te korten.

3.De beoordeling

3.1
De rechtbank stelt op grond van het bepaalde in artikel 320 Fw het salaris van de bewindvoerder vast. Daarbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (hierna: het besluit) en de in artikel 2 van dat besluit opgenomen berekeningswijze van het salaris van de bewindvoerder. De rechtbank staat thans voor de beantwoording van de vraag of overeenkomst artikel 3 lid 2 van het besluit gronden aanwezig zijn om de op die wijze te berekenen vergoeding aan te passen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.2
In de toelichting op artikel 3 lid 2 van het besluit wordt het volgende vermeld: “
Maar ook is denkbaar dat een lagere vergoeding gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld indien de bewindvoerder tekortschiet in de uitoefening van zijn wettelijke taken of de werkzaamheden beperkt zijn”. Tot de wettelijke taken van de bewindvoerder behoort het beheer en de vereffening van de boedel (artikelen 316 lid 1 jº 347 Fw). Op 6 februari 2012 is de schuldsaneringsregeling op saniet van toepassing verklaard. Reeds uit een verslag van 6 maart 2012 blijkt dat de bewindvoerder een vijftal schilderijen in de boedel had aangetroffen. Door de bewindvoerder is bij brief van 22 november 2013 aan de rechter-commissaris meegedeeld dat hij van saniet schattingen van de waarde van de schilderijen heeft ontvangen, welke schattingen door saniet en door twee van de desbetreffende kunstenaar zijn opgesteld en uitkomen op een totale waarde van € 6.400,-. De bewindvoerder vermeldt daarbij: “
Mijn inziens zijn de taxaties voldoende”.
3.3
Klaarblijkelijk nadat was gebleken dat saniet niet in staat was de waarde van de schilderijen aan de boedel te vergoeden en het hem zelf niet lukte om de schilderijen te gelde te maken, heeft de beschermingsbewindvoerder van saniet de bewindvoerder bij brief van 16 mei 2014 verzocht de verkoop van de schilderijen ter hand te nemen. Namens de rechter-commissaris is de bewindvoerder op 16 oktober 2014 desgevraagd bericht dat de rechter-commissaris toestemming verleent om de schilderijen te gelde te maken via een openbare veiling. Veertien maanden later, op 15 december 2015 bericht de bewindvoerder aan de rechter-commissaris dat hij saniet heeft verzocht om de schilderijen via internet te verkopen. Voorts deelt hij mee dat hij contact heeft gehad met een bedrijf dat een paar keer per jaar een veiling organiseert en dat volgens hem verkoop via een veiling geen optie is omdat de schilderijen niet van een bekende schilder zijn. Op 1 februari 2016 bericht de bewindvoerder dat een boedelmakelaar te kennen heeft gegeven dat de schilderijen (zeer) moeilijk zijn te verkopen.
3.4
Bij gelegenheid van de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw heeft de rechtbank met betrekking tot de schilderijen geconstateerd dat er niet van kan worden uitgegaan dat het om “waardeloze prenten” gaat en dat er serieuze verkooppogingen moeten worden gedaan, bijvoorbeeld via Marktplaats, Catawiki of door inschakeling van kleinere veilinghuizen. Bij vonnis van 21 april 2016 is saniet ‘de schone lei ‘verleend en daarbij is tevens het volgende overwogen: “
Voor alle volledigheid wijst de rechtbank er op dat de boedel een vijftal schilderijen omvat. De bewindvoerder is (ook) belast met de vereffening van de boedel (artikel 316 Fw). Niet is gebleken dat de bewindvoerder tot op hedenzelf
serieuze pogingen heeft ondernomen om ten behoeve van de boedel tot verkoop van de schilderijen te komen. De rechtbank gaat er van uit dat dit alsnog zal gebeuren en dat de bewindvoerder hierbij effectief en voortvarend te werk zal gaan.” De rechtbank heeft de beslissing tot vaststelling van het salaris van de bewindvoerder aangehouden.
3.5
De bewindvoerder wist dus dat hij zich alsnog actief diende in te spannen om de schilderijen te verkopen. Op 17 augustus 2016 bericht de bewindvoerder dat hij saniet die middag heeft gebeld met de bedoeling de schilderijen bij saniet op te halen en via Marktplaats aan te bieden en dat toen bleek dat saniet de schilderijen “
bij een niet nader genoemd atelier ondergebracht” had. Hierop heeft de rechter-commissaris bij brief van 22 augustus 21016 gereageerd met de mededeling dat wederom niet is voldaan aan het verzoek om effectief en voortvarend met de verkoop van de schilderijen te werk te gaan en dat de rechter-commissaris van mening is dat het belang van saniet bij een spoedige afwikkeling van de schuldsaneringsregeling voorop staat. Aan saniet heeft de rechter-commissaris diezelfde dag meegedeeld dat de bewindvoerder is bericht dat hij de kwestie met de schilderijen verder diende te laten rusten.
3.6
Niet is gebleken dat de bewindvoerder zich sinds het vonnis van 21 april 2016 alsnog voortvarend heeft ingespannen om de schilderijen te verkopen. Op basis van de bevindingen van het voordien geraadpleegde “bedrijf dat een paar keer per jaar een veiling organiseert” en de boedelmakelaar kan niet worden geconstateerd dat de schilderijen zonder waarde zijn en onverkoopbaar zijn. Alles overziend kan niet worden geconcludeerd dat de bewindvoerder zelf effectief en voortvarend heeft geprobeerd om de schilderijen te verkopen. Gezien de op hem rustende taak kan de bewindvoerder zich hierbij niet achter saniet of de rechter-commissaris verschuilen. De vereffening en het te gelde maken van tot de boedel behorende goederen is een taak die de bewindvoerder dient uit te voeren, voor zover door de rechter-commissaris niet anders is bepaald en zonder dat daartoe toestemming of medewerking van de schuldenaar nodig is (artikel 347 lid 1 Fw). Uiteraard dient bij het uitvoeren van die taak effectief en voortvarend te werk worden gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bewindvoerder dit met betrekking de schilderijen niet gedaan, waardoor hij tekort is geschoten in de uitvoering van zijn wettelijke taak. Het is niet onaannemelijk dat de schuldeisers hierdoor zijn benadeeld. Uitgaande van een voorzichtige schatting van de waarde van de schilderijen en in aanmerking nemend dat de bewindvoerder op dit punt ook weer niet helemaal stil heeft gezeten, zal de rechtbank de overeenkomstig artikel 2 van het besluit te berekenen vergoeding van de bewindvoerder met 75% korten. De rechtbank komt aldus tot de hierna te vermelden salarisvaststelling.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op (€ 2.068,00 -/- 75% =) € 517,00 (exclusief de verschuldigde omzetbelasting);
- stelt het bedrag van de kosten vast op € 63,86.
Gewezen door mr. R. Cats en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2017 in tegenwoordigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.