ECLI:NL:RBDHA:2017:3187

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 9305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vereisten voor tijdige betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. Eiser had op 11 oktober 2016 zijn auto geparkeerd aan de Driekant te Zoetermeer, een locatie waar betaald parkeren verplicht was. Tijdens een controle om 17:03 uur constateerde een parkeercontroleur dat er geen parkeerkaartje in de auto aanwezig was en dat de auto niet voor betaald parkeren was aangemeld. Hierop werd een naheffingsaanslag van € 61,45 opgelegd, bestaande uit € 1,45 aan parkeerbelasting en € 60,00 aan kosten.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij onverwijld en ononderbroken handelingen had verricht om de parkeerbelasting tijdig te betalen. De rechtbank benadrukte dat de belastingplichtige enige tijd moet krijgen om uitvoeringshandelingen te verrichten, maar dat deze handelingen onverwijld na het parkeren moeten worden gestart.

De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiser niet tijdig had gehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/9305

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: B. de Jong),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 16 november 2016 op het bezwaar van eiser tegen de op 11 oktober 2016 opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.C.L. Repko.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 11 oktober 2016 om 17:03 uur stond de auto van eiser met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de Driekant te Zoetermeer. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van Zoetermeer aangewezen als plaats waar op dat moment tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op genoemd tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat in de auto geen parkeerkaartje aanwezig was. Ook was de auto niet voor betaald parkeren aangemeld.
3. Naar aanleiding hiervan is om 17:03 uur een naheffingsaanslag van € 61,45 opgelegd, bestaande uit € 1,45 aan parkeerbelasting en € 60,00 aan kosten.
4. Bij uitspraak op bezwaar zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
6. Volgens artikel 6, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2016 van de gemeente Zoetermeer is de parkeerbelasting verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt mee dat een belastingplichtige weliswaar enige tijd moet worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot het voldoen van de parkeerbelasting, maar dat die uitvoeringshandelingen, waaronder het aanmelden via de mobiel, wel onverwijld nadat de auto is geparkeerd, moeten worden gestart en voortgezet.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat daarom van het horen kon worden afgezien.
8. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiser onverwijld en ononderbroken handelingen heeft verricht die waren gericht op het tijdig betalen van parkeerbelasting. Zij neemt daarbij in aanmerking dat een parkeercontroleur een aantal minuten nodig heeft voor controle en voor het opleggen van een naheffingsaanslag en dat de parkeercontroleur eiser niet nabij de auto dan wel de parkeerautomaat heeft gezien. Gelet op de omstandigheid dat eiser ook eerder op de dag op de locatie geparkeerd heeft gestaan, waarvoor hij zich om 14:21 uur mobiel heeft aangemeld, en de door hem in bezwaar en beroep afgelegde tegenstrijdige verklaringen, acht de rechtbank niet aannemelijk dat eiser op zoek was naar de zone-code van de locatie. De omstandigheid dat eiser de auto om 17:04 uur heeft aangemeld, maakt evenmin dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De belastingschuld ontstaat immers bij aanvang van het parkeren en uit de verklaring van de controleur volgt dat de auto om 17:03 uur tenminste al enige tijd geparkeerd stond zonder dat uitvoeringshandelingen werden verricht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. van Rij, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.