ECLI:NL:RBDHA:2017:3426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
5691976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake proceskostenveroordeling na ingetrokken verzoek werknemer met vervalst stuk

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 1 maart 2017, is de kantonrechter ingegaan op een verzoekschrift dat door de werknemer was ingediend, maar later werd ingetrokken. De werknemer had een verzoek ingediend dat gebaseerd was op een document dat door de werkgever als vervalst werd aangemerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, door het intrekken van het verzoekschrift, de werknemer als de in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt. Dit leidde tot een proceskostenveroordeling in het voordeel van de werkgever. De kantonrechter heeft op basis van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) besloten om af te wijken van het forfaitaire advocatentarief, omdat de werknemer een vervalst stuk in het geding had gebracht. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van de werknemer niet zou zijn ingesteld zonder dat vervalste document. De werknemer had zijn verzoek ingetrokken met de mededeling dat hij een andere baan had gevonden, maar de kantonrechter concludeerde dat de werkelijke reden de ontdekking van het vervalste document was. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde van de werkgever. De werkgever had ook een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend, maar dit werd niet inhoudelijk behandeld omdat de kantonrechter niet tot een oordeel kwam over de nieuwe arbeidsovereenkomst. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Zaak-/rolnr.: 5691976 RP VERZ 17-50065
Uitspraakdatum: 1 maart 2017
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
tevens verwerende partij in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
verder te noemen: de werknemer,
gemachtigde: mr. Z. Benguedda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aditech Service Support B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
verwerende partij,
tevens verzoekende partij in het (voorwaardelijke) tegenverzoek,
verder te noemen: de werkgever,
gemachtigde: mr. E.J. van Os.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ter griffie ingekomen op 31 januari 2017;
- het verweerschrift, tevens (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek, met bijlagen;
- de brief van mr. Van Os van 23 februari 2017, met bijlage;
- de fax van mr. Benguedda van 27 februari 2017;
- de fax van mr. Van Os van 28 februari 2017;
- de fax van mr. Benguedda van 28 februari 2017.
1.2.
De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling bepaald op 28 februari 2017 om 14:15 uur.
1.3.
Per faxbericht van 27 februari 2017 heeft de werknemer het verzoekschrift ingetrokken.
1.4.
Vervolgens heeft de werkgever per faxbericht van 28 februari 2017 het (voorwaardelijk) tegenverzoek eveneens ingetrokken en verzocht de werknemer in de proceskosten te veroordelen, zowel in het kader van het verzoek als het (voorwaardelijk) tegenverzoek.
1.5.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaats gevonden.
1.6.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Nu de werknemer het verzoekschrift heeft ingetrokken, hoeft ingevolge artikel 1.2.8 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken, kantonzaken alleen te worden beslist op het door de werkgever gehandhaafde verzoek om een kostenveroordeling.
2.2.
Door het intrekken van zijn verzoekschrift kunnen de door de werknemer aangevoerde gronden van zijn verzoek niet meer door de kantonrechter worden getoetst. De werknemer dient dan ook als de in het ongelijk gestelde partij te worden aangemerkt en ingevolge het bepaalde in artikel 289 Rv te worden veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.
2.3.
De kantonrechter ziet aanleiding om op grond van artikel 21 Rv van het forfaitaire advocatentarief af te wijken. De reden daarvoor is dat de kantonrechter op basis van de door partijen in het geding gebrachte stukken, die hij reeds ter voorbereiding van de mondelinge behandeling had bestudeerd, tot het oordeel komt dat de werknemer een vervalst stuk in het geding heeft gebracht, zoals ook door de werkgever is betoogd. Nu dat vervalste stuk de grondslag vormde voor het verzoek van de werknemer, is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek bij gebreke van dat document niet zou zijn ingesteld. Hoewel de werknemer de intrekking van zijn verzoek grondt op de omstandigheid dat hij inmiddels een andere baan heeft gevonden, is de werkelijke reden gelegen in de omstandigheid dat de werkgever overtuigend heeft aangetoond dat het bewuste document is vervalst. Nu de werknemer de feiten niet volledig en naar waarheid heeft aangevoerd, zal de rechtbank op grond van artikel 21 Rv de proceskosten aan de zijde van de werkgever vaststellen op € 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
2.4.
De werkgever verzoekt tevens om een kostenveroordeling in verband met het door haar ingestelde (voorwaardelijke) tegenverzoek. De werkgever heeft het tegenverzoek ingesteld onder de voorwaarde dat de kantonrechter zou beslissen dat na 2 januari 2017 sprake zou zijn van een nieuwe arbeidsovereenkomst (voor acht maanden). Nu de kantonrechter niet tot een dergelijk oordeel is gekomen, wordt niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het tegenverzoek, zodat ook een proceskostenveroordeling in dat kader niet aan de orde is.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt de werknemer in de proceskosten vastgesteld op € 1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde van de werkgever.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.M. Luiten, kantonrechter en op 1 maart 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.