ECLI:NL:RBDHA:2017:3457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 8058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het migrerend werknemerschap en studiefinanciering in het kader van de Vreemdelingencirculaire

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 april 2017, met zaaknummer AWB - 16 _ 8058, staat de status van eiseres als migrerend werknemer centraal in relatie tot haar recht op studiefinanciering. Eiseres, die gemiddeld € 541 per maand heeft verdiend, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin haar recht op studiefinanciering over bepaalde maanden werd herzien naar nihil. De rechtbank oordeelt dat de Beleidsregel, die stelt dat een werknemer gemiddeld 56 uur per maand moet werken om als migrerend werknemer te worden aangemerkt, niet in strijd is met het Europese recht. De rechtbank stelt vast dat eiseres meer dan de helft van de toepasselijke bijstandsnorm heeft verdiend, wat haar kwalificeert als migrerend werknemer, ondanks dat zij niet aan het urennorm voldoet. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept de beschikking van 20 mei 2016. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.485. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een individuele beoordeling van de omstandigheden van de betrokken werknemer en de toepassing van de Vreemdelingencirculaire.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/8058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde mr. P.S. Folsche)
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 1 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 2 september 2016 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J.M. Naber.

Overwegingen

Feiten
1. Bij bericht van 20 mei 2016 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij over januari 2015 tot en met september 2015 geen recht heeft op studiefinanciering. Als gevolg daarvan heeft eiseres € 2.575,35 te veel studiefinanciering ontvangen en is een ov-schuld ontstaan van € 1.649,00.
2. Bij beslissing op bezwaar heeft verweerder het bezwaar over de maanden januari, maart, juni en augustus 2015 gegrond verklaard. Voor de overige maanden is het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft van januari tot en met augustus 2015 in totaal 427 uur gewerkt. Volgens de door eiseres overgelegde loonstroken heeft zij in deze periode € 4.870,47 bruto verdiend. In de onderhavige controleperiode (januari-september) bedraagt dit gemiddeld € 541 per maand.
Geschil4. In geschil is of verweerder terecht het recht van eiseres op studiefinanciering over de maanden februari, april, mei, juli en september 2015 heeft herzien naar nihil.
Eiseres stelt dat zij ook over die maanden moet worden aangemerkt als migrerend werknemer. De beleidsregel die verweerder toepast is in strijd met het begrip werknemer neergelegd in artikel 45, lid 1 VWEU.
Verweerder stelt dat eiseres over de in geschil zijnde maanden niet voldoet aan het aan het in de beleidsregel opgenomen urencriterium van 56 uur. Eiseres kan over die maanden daarom niet worden aangemerkt als migrerend werknemer. Verweerder stelt voorts dat uit door hem verricht nader onderzoek is gebleken dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel.
Beoordeling van het geschil
5. Ingevolge artikel 45, eerste lid, van het VWEU is het verkeer van werknemers binnen de Unie vrij. Ingevolge het tweede lid van dit artikel houdt dit de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. Het werknemersbegrip in de zin van artikel 45 van het VWEU heeft een communautaire inhoud en mag niet eng worden uitgelegd. Voor de vraag of een EU-burger werknemer is, is bepalend of hij reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat (vgl. HvJ 26 februari 1992, V.J.M. Raulin v Minister van Onderwijs en Wetenschappen, C-357/89).
6. Op grond van artikel 2.2., aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
7. Ter uitvoering van deze bepaling heeft verweerder de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap (de Beleidsregel) vastgesteld, die op 1 januari 2014 in werking is getreden. Daarin is het volgende bepaald:
“Studerenden met een nationaliteit van één van de lidstaten van de Europese Unie of zij die daarmee gelijkgesteld zijn, kunnen net als Nederlandse studerenden in aanmerking komen voor volledige studiefinanciering, indien zij of hun ouders aangemerkt worden als migrerend werknemer.
Het begrip ‘migrerend werknemer’ is niet vastomlijnd. Het Europese Hof van Justitie heeft een ruim kader geschetst, waarbinnen de toetsing van het feit of een persoon als een migrerend werknemer moet worden beschouwd, zich dient te bewegen. Het kernelement van deze toetsing is het nagaan of een werknemer ‘reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat’. Vereist is dat gedurende een bepaalde tijd, voor een ander en onder diens gezag in loondienst werkzaamheden worden verricht. Dit betekent dat de studerende die als migrerend werknemer wil worden aangemerkt in ieder geval een arbeidscontract moet hebben afgesloten, de daarin overeengekomen hoeveelheid uren werkt en daarvoor loon ontvangt.
Voor de toepassing van het vreemdelingenbeleid bevat de Vreemdelingencirculaire een uitleg van het begrip ‘reële en daadwerkelijke arbeid’. Uitgangspunt hierbij is dat het inkomen meer moet bedragen dan de helft van de bijstandsnorm die voor die persoon geldt. Aan de eis van reële en daadwerkelijke arbeid is in elk geval voldaan, als ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd wordt gewerkt. Tot slot kunnen zowel de duur als de regelmaat van de werkzaamheden een rol spelen bij de beoordeling (bijvoorbeeld bij oproepcontracten).
Alvorens tot toekenning van studiefinanciering over te gaan, gaat de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) na of de studerende als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. Migrerende werknemers dienen daartoe bij de aanvraag van studiefinanciering een passend arbeidscontract te overleggen.
DUO controleert achteraf of de studerende de studiefinancieringsperiode ook daadwerkelijk als migrerend werknemer kon worden beschouwd en of de studiefinanciering aldus rechtmatig is toegekend. Hiertoe dienen studerenden het aantal uren dat zij over het te controleren studiefinancieringstijdvak hebben gewerkt aan te tonen door middel van salarisstrookjes en een ingevulde werkgeversverklaring.
DUO gaat ervan uit dat iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. Deze norm is in lijn met de Vreemdelingencirculaire. Bij het vaststellen van het criterium van 56 uur gemiddeld per maand zal eveneens tot een hoogte van één maand rekening worden gehouden met vakanties en eventuele ziekte.
Indien de studerende niet voldoet aan bovengenoemd criterium kan DUO nader onderzoek doen naar de individuele omstandigheden van het geval. Bij deze controle moeten de objectieve criteria en alle omstandigheden die te maken hebben met de aard van zowel de betrokken werkzaamheden als de betrokken arbeidsverhouding in hun geheel beoordeeld worden. Hierbij kan een veelheid van factoren van belang zijn, zoals de aard van het afgesloten arbeidscontract, het aantal gegarandeerde werkuren per maand en de hoogte van het loon. Het is dan ook niet mogelijk gespecificeerd aan te geven in welke gevallen al dan niet sprake is van migrerend werknemerschap. De specifieke omstandigheden van het geval maken een individuele beoordeling door DUO dus nodig.''
8. In de Vreemdelingencirculaire 2000 is onder “B10 EU-recht en Internationale Verdragen”, “2.2 Beleidsregels”, opgenomen:
“Reële en daadwerkelijke arbeidIn aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, Vb beschouwt de IND een burger van de Unie als werknemer of zelfstandige als deze reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Van reële en daadwerkelijke arbeid is in ieder geval sprake als:
  • de inkomsten uit arbeid meer bedragen dan 50% van de toepasselijke bijstandsnorm; of
  • de burger van de Unie ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd werkt.
9. De Vreemdelingencirculaire 2000 gaat uit van reële en daadwerkelijke arbeid als de inkomsten uit arbeid meer bedragen dan de helft van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank ook te gelden voor de Beleidsregel; het staat er ook in vermeld. In het onderhavige geval bedraagt die norm per 1 januari 2015 € 960,83. Eiseres heeft gemiddeld per maand € 541 verdient, derhalve meer dan de helft van de toepasselijke bijstandsnorm. Zij kwalificeert dan ook als migrerend werknemer. Anders dan verweerder stelt, staat dit niet op gespannen voet met de Beleidsregel. De Beleidsregel bepaalt dat indien 56 uur of meer gemiddeld per maand is gewerkt, de student zonder meer de status van migrerend werknemer heeft. In het onderhavige geval waar niet aan die urennorm is voldaan, is nader onderzoek nodig. Alsdan heeft te gelden dat omdat eiseres meer dan de helft van de toepasselijke bijstandsnorm verdient, zij als migrerend werknemer kwalificeert. Het beroep is dan ook gegrond.
Proceskosten10. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.485 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 495, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept de beschikking van 20 mei 2016;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.485;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.