Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partijen,
1.Procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 30 november 2016, met producties;
- het verweerschrift, met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een deelgeschil naar aanleiding van een ongeval dat op 17 februari 2012 heeft plaatsgevonden op een bouwplaats. De verzoeker, een bouwvakker, is door een vloersparing gevallen en heeft daarbij letsel opgelopen. De vloersparing was aanvankelijk afgedekt met een houten plaat, maar deze plaat was op het moment van het ongeval niet meer op de juiste manier bevestigd. De verzoeker stelt dat Vink Systemen B.V., de werkgever, aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval. Vink Systemen c.s. heeft echter betwist aansprakelijk te zijn, omdat zij niet op de hoogte waren van de onveilige situatie die was ontstaan door het losmaken van de plaat.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Vink Systemen niet aansprakelijk kan worden gehouden op grond van artikel 7:658 BW, omdat er geen sprake was van een schending van de zorgplicht. De kantonrechter oordeelt dat de houten plaat aanvankelijk op de juiste wijze was bevestigd en dat er geen bewijs is dat Vink Systemen op de hoogte was van de onveilige situatie. Bovendien is het onduidelijk wie de plaat heeft verwijderd, waardoor Vink Systemen niet kan worden verweten dat zij onvoldoende maatregelen hebben genomen.
De verzoeker heeft ook een beroep gedaan op artikel 6:162 BW in samenhang met de artikelen 6:170 en 6:171 BW, maar ook dit beroep werd afgewezen. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat Vink Systemen onrechtmatig heeft gehandeld. De kosten van de procedure zijn begroot op € 4.247,45, maar de verzochte veroordeling tot betaling van deze kosten is afgewezen, omdat de aansprakelijkheid van Vink Systemen niet vaststaat.