ECLI:NL:RBDHA:2017:3545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
09/766040-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in après-ski bar met kapot geslagen bierflesje

Op 12 april 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 januari 2016 in een après-ski bar in Gerlos, Oostenrijk, een bierflesje kapot heeft geslagen en het slachtoffer daarmee twee keer in het gezicht heeft gestoken. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, het geconstateerde letsel en medische rapporten geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel van het slachtoffer, waaronder een perforerende snijwond aan de linker oogbol, het gevolg was van het geweld met het kapotte bierflesje. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor emotieregulatie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 11.050,00 toegewezen aan het slachtoffer, die blijvend letsel heeft opgelopen door de aanval. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/766040-16
Datum uitspraak: 12 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] te ( [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte
mr. N.S. van der Vliet, advocaat te ‘s-Gravenzande, en door de verdachte naar
voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2016 te Gerlos Oostenrijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een kapot geslagen bierflesje en/of bierglas, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken in het lichaam en/of het oog en/of gezicht en/of hals van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 januari 2016 te Gerlos Oostenrijk aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een perforerende snijwond aan de linker oogbol en/of snijwonden aan het linker bovenste ooglid en oogspier en/of twee snijwonden aan de linkerwang, heeft toegebracht door meerdere malen, althans eenmaal met een kapot geslagen bierflesje en/of bierglas in/tegen het oog en/of het gezicht en/of hals van die [slachtoffer] te steken en/of te gooien;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] . Subsidiair is hem ten laste gelegd zware mishandeling van die [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van zowel het hem primair ten laste gelegde als het hem subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2016 omstreeks 21.00 à 21.15 uur in de uitgaansgelegenheid Cin Cin in het Oostenrijkse wintersportgebied Gerlos was en dat hij vechtgeluiden hoorde. Hij kreeg het gevoel dat iemand hem in zijn gezicht stak. Daarna is hij achterover van de trap gevallen en buiten bewustzijn geraakt. [2]
Over het letsel van [slachtoffer] blijkt uit het gerechtelijk geneeskundig rapport van mevr.
A. Univ. Prof. Dr. Marion Pavlic, beëdigd en gerechtelijk gecertificeerd deskundige,
d.d. 1 februari 2016, de volgende medische informatie:
[slachtoffer] heeft een uitgebreide perforerende snijwond aan de linker oogbol met uittreding van netvlies en adervlies, snijwonden aan een oogspier en het linker bovenste ooglid, alsook twee snijwonden van 6 respectievelijk 8 cm lang aan de linkerwang opgelopen.
De verwondingen zijn het gevolg van toepassing van geweld met een scherp voorwerp. Hiervoor komt in principe afgebroken glas, bijvoorbeeld een afgebroken bierfles, in aanmerking. Daarvan getuigen ook de gevoelige, schramvormige huidwonden die bij het onderzoek additioneel vastgesteld zijn op de linkerwang. Op grond van de verwondingslocaties moet ervan uitgegaan worden dat er ten minste tweemaal geweld is toegepast.
Aan het linker oog zijn de oogvliezen, de oogbol en de snijwond aan de binnenste ooghoek van het bovenste ooglid operatief gereconstrueerd. Niet ingeschat kan worden in hoeverre het gezichtsvermogen zal regenereren. Er moet uitgegaan worden van blijvende gevolgen.
De verwondingen aan de wang hebben vertakkingen van de gezichtszenuw getroffen. Dit brengt verlammingsverschijnselen van de wang, de mondhoek of het ooglid met zich. Nog niet ingeschat kan worden of er van deze kant gevolgen van blijvende aard zullen zijn.
Wanneer een slachtoffer wordt aangevallen met een afgebroken bierflesje in het gebied van het gezicht / de hals, heeft de dader het niet in de hand welke gebieden verwond worden respectievelijk tot hoe diep het letsel uiteindelijk zal gaan. Er bestaat hier het concrete risico dat de grote bloedvaten open gaan, wat dan levensgevaarlijke gevolgen, zoals doodbloeden of een veneuze luchtembolie zal hebben. [3]
Uit een brief van drs. P.A.W.J.F. Schellekens, oogarts bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht, d.d. 2 september 2016, blijkt dat aangever op 2 februari 2016 en 3 mei 2016 is geopereerd en op 28 juni 2016 de laatste poliklinische controle heeft gehad.
Hoewel nog niet sprake is van een medische eindtoestand, kan worden aangenomen dat de centrale gezichtsscherpte van het linkeroog verloren is gegaan en dat behoud van de oogbol met enige gezichtsveldfunctie op dit moment het hoogst haalbare is. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2016 met [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en verdachte op vakantie was in Gerlos en met hen naar de club Cin Cin is gegaan. Volgens [getuige 1] was verdachte behoorlijk dronken. [getuige 1] heeft verklaard dat hij voor de club een discussie met drie mannen heeft gehad over zijn snowboard. Hierover vertelde hij zijn vrienden in de club, onder wie verdachte. Toen [getuige 1] in de Cin Cin in de richting van de wc liep, kwam verdachte achter hem aan. [getuige 1] kwam de groep van de drie mannen weer tegen en raakte in gesprek met hen. Hierbij heeft hij verdachte verteld dat dit diegenen waren met wie hij over het snowboard had gesproken. [getuige 1] heeft zich omgedraaid naar de mannen en heeft met hen verder gepraat. Na 15 tot 20 seconden bemerkte [getuige 1] dat achter hem een ruzie was ontstaan. Het heeft een paar minuten geduurd. [getuige 1] zag dat bij de trap die naar de toiletten leidt een gewonde man, die aan zijn hoofd bloedde, verzorgd werd door de beveiliging. Omdat van de beveiliging niemand de club mocht verlaten, is [getuige 1] terug gegaan naar de bar. Al zijn vrienden waren daar, behalve verdachte. Verdachte droeg een muts waarop KTM stond. De volgende ochtend heeft verdachte hen verteld dat hij iemand geslagen heeft. [5]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2016 in Gerlos naar de Cin Cin is gegaan met zijn vrienden, onder wie verdachte, die er opeens niet meer was. Op 13 januari 2016 heeft verdachte hen ’s morgens verteld dat er ruzie wegens een snowboard was geweest. Toen verdachte die avond terugkwam van de politie heeft hij gezegd dat hij bij de politie alles had toegegeven en dat hij iemand met een glas had geslagen. [6]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte hem op de ochtend van 13 januari 2016 heeft verteld dat er ruzie was geweest met een andere jongeman en dat hij die ander toen met een fles heeft aangevallen. [7]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2016 bij Cin Cin in Gerlos was met een groep Nederlanders. Hij zag voor de club een ruzie tussen iemand met een snowboard en de hem bekende [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . In de club wilde degene met het snowboard weer een ruzie beginnen met [betrokkene 2] . Er ontstond een beetje ophef en een man met een KTM-muts, van wie later is gebleken dat het verdachte was, kwam er onmiddellijk tussen en begon onmiddellijk met zijn vuisten erop los te slaan. Volgens [getuige 5] heeft hij deze man van achteren beetgepakt, maar toen een beveiliger hem wegtrok, kwam verdachte vrij. Onmiddellijk daarna had die toen een groen flesje in zijn hand en sloeg dit kapot tegen een vensterbank bij de ingang. Verdachte liep met de kapot geslagen fles snel in de richting van de uitgang. Door het raam zag [getuige 5] verdachte buiten weglopen. [8]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij met een groep vrienden, onder wie [slachtoffer] , naar
Cin Cin is gegaan. Op een gegeven moment merkte hij dat er bij de trappen naar de wc een incident was ontstaan. [getuige 6] merkte dat het iets met [slachtoffer] te maken had. Men vertelde hem dat [slachtoffer] door een andere Hollander zwaar verwond was in zijn gezicht. [getuige 6] heeft verklaard dat zijn vrienden [betrokkene 2] en [betrokkene 1] daarvoor kort hadden gesproken met de vriend van de vechtersbaas. [9]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2016 met drie vrienden, onder wie [slachtoffer] , naar Cin Cin is gegaan. Voor de club heeft [getuige 7] gezien dat een man met een snowboard boos werd op [betrokkene 2] , die had gezegd dat hij het slot van het snowboard gemakkelijk open zou kunnen breken. In de club is [getuige 7] aangesproken door de man met het snowboard. Hij heeft gezien dat een jonge man met een muts met KTM-opdruk alles had gadegeslagen en met zijn vuisten in de groep heeft geslagen. [getuige 7] is de club uitgelopen en heeft [slachtoffer] zien liggen op de trap naar de wc. Hij was bewusteloos en had verwondingen in zijn gezicht, een diepe snede in zijn linkerwang. [10]
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2016 werkzaam was in Cin Cin als beveiliger. Tegen 21.00 uur waren er problemen in het gebied van de trap die naar beneden ging naar de toiletten. Daar lag plotseling een jonge man die erg bloedde in zijn gezicht. Boven de trap waren toen andere jonge mannen in een ruzie verwikkeld. [11]
Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2016 als beveiligingsmedewerker werkte in Cin Cin in Gerlos. Plotseling bemerkte hij op 10 tot 15 meter bij hem vandaan een vechtpartij. Toen hij daar aankwam zag hij een persoon die hevig bloedend op de treden van de trap lag die leidt naar de toiletten. Hij had een grote wond in zijn gezicht. Een collega heeft de ambulance gebeld. [12]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 12 januari 2016 met [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 1] in de bar Cin Cin in Gerlos was. Hij voelde zich erg dronken toen hij op een gegeven moment naar de wc ging. Op de terugweg van de wc ontmoette verdachte [getuige 1] , die hem vertelde dat een man die bij hem stond zijn snowboard wilde stelen. Deze man heeft hem uitgescholden voor “kankermoeter", waardoor verdachte zijn zelfbeheersing heeft verloren en er een vechtpartij is begonnen tussen hem en die man. Verdachte heeft verklaard dat hij een bierglas of een bierfles kapot heeft geslagen en in het gezicht van die man heeft gegooid. Toen is de beveiliging gekomen. Verdachte heeft verklaard dat hij die avond een wollen muts met het opschrift KTM droeg. [13]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die avond in Cin Cin werd getreiterd door jongens waardoor er ruzie is ontstaan, waarbij hij een blauw oog heeft opgelopen, dat een jongen hem heeft uitgescholden en hij hem toen een glas in zijn gezicht heeft gegooid, in zijn wang. De jongen stond op een halve meter tot een meter afstand van hem. [14]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer met een bierglas/fles in het gezicht is gestoken en al helemaal niet dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer in het gezicht heeft gestoken, nu niemand heeft gezien dat het slachtoffer in zijn gezicht is gestoken en niemand heeft gezien dat verdachte dit zou hebben gedaan. Op basis van het dossier kan volgens de raadsvrouw niet worden uitgesloten dat verdachte verwikkeld is geweest in een andere vechtpartij met andere mensen dan aangever.
De rechtbank trekt de volgende conclusies.
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat op 12 januari 2016 in club Cin Cin in Gerlos een ruzie over een snowboard heeft plaatsgevonden tussen twee groepen Nederlanders; de groep van verdachte en zijn vier vrienden, met name [getuige 1] , en de groep van [slachtoffer] en zijn vrienden, met name [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . De twee beveiligers die op 12 januari werkzaam waren in Cin Cin hebben verklaard over één incident en één slachtoffer dat hevig bloedde. Zij hebben niet verklaard over meerdere incidenten en/of slachtoffers. [getuige 5] heeft verdachte een flesje kapot zien slaan. [getuige 1] was samen met verdachte, heeft hem de groep waarmee ruzie over het snowboard was aangewezen, heeft zich omgedraaid en even later zag hij aangever gewond liggen. Volgens zijn vriend [getuige 4] heeft verdachte hem verteld dat hij iemand met een fles had aangevallen en volgens zijn vriend [getuige 3] heeft verdachte hem verteld dat hij iemand met een glas had geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij een fles kapot heeft geslagen en in het gezicht van die vent heeft gegooid waarbij hij die man op zijn wang heeft geraakt.
Tegen deze achtergrond en in samenhang met het bij [slachtoffer] vastgestelde letsel acht de rechtbank het verweer van de verdediging dat verdachte bij een andere vechtpartij betrokken zou zijn geweest en dat hij niet degene is geweest die het letsel heeft veroorzaakt bij [slachtoffer] , volstrekt onaannemelijk. Uit het medisch onderzoek blijkt dat het letsel van [slachtoffer] aansluit bij het steken met een kapotte bierfles, terwijl het dossier geen enkel handvat biedt dat er op hetzelfde moment een ander incident zou zijn geweest in de Cin Cin waarbij ook geweld zou zijn uitgeoefend met een kapotte bierfles op de wang van een man. Gelet op het medisch onderzoek, acht de rechtbank voorts bewezen dat er met de bierfles is gestoken en niet gegooid, nu er ten minste tweemaal geweld moet zijn toegepast.
Gelet op al de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] met een kapot geslagen bierflesje in het gezicht heeft gestoken.
(Voorwaardelijk) opzet op de dood
De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van verdachte had kunnen leiden tot de dood van [slachtoffer] en of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte met een scherp voorwerp, te weten een door hem kapotgeslagen bierflesje, meermalen heeft gestoken in het gezicht van het slachtoffer. Op foto’s van het gezicht van [slachtoffer] na het voorval is te zien dat hij is geraakt onder meer vlakbij zijn kaaklijn, dus in de buurt van zijn hals. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en de hals kwetsbaar gebied zijn, met onder meer de halsslagader als mogelijk te raken vitaal orgaan.
Gelet op de onoverzichtelijke situatie, te weten een drukke, volle club, waar mensen onder invloed van alcohol zijn, bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat verdachte het slachtoffer met het kapotgeslagen bierflesje dodelijk zou verwonden. De gedragingen van verdachte waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het raken van aangever in de gezichtstreek dat, bij gebreke aan enige contra-indicaties, het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood willens en wetens heeft aanvaard.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever.
De rechtbank acht dan ook de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 12 januari 2016 te Gerlos, Oostenrijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een kapot geslagen bierflesje meermalen heeft gestoken in het gezicht van de zich in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een grotendeels voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door zich in dronken toestand te mengen in een (vermeend) conflict dat niet het zijne was. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij werd getreiterd door het slachtoffer of zijn vrienden, maar voor die bewering bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt. Verdachte heeft het slachtoffer, die niets met het eerdere conflict te maken lijkt te hebben gehad, met een bierflesje, dat hij speciaal voor die gelegenheid kapot had geslagen, tot tweemaal toe in het gezicht gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor blijvend ernstig lichamelijk letsel opgelopen. Uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het feit een enorme impact op het slachtoffer heeft gehad, tot op de dag van vandaag nog steeds heeft en ook blijvend zal hebben. Hij wordt dagelijks geconfronteerd met het feit dat hij het zicht uit/in zijn linkeroog kwijt is en met de littekens in zijn gezicht. Dit heeft grote gevolgen voor zowel zijn werk als beroepsmilitair als voor zijn privéleven. Nadat hij door verdachte was gestoken, is het slachtoffer bovendien achterover een trap afgevallen en buiten bewustzijn geraakt, zodat verdachte van geluk mag spreken dat het met het slachtoffer niet nog erger is afgelopen. Verdachte is na dit alles op de vlucht geslagen en is de volgende dag met zijn vrienden gaan snowboarden zonder stil te staan bij de gevolgen die zijn gedrag zouden kunnen hebben. Dergelijk gedrag is onacceptabel, temeer indien – zoals in dit geval – veel omstanders er getuige van zijn geweest dat het slachtoffer hevig bloedend en buiten bewustzijn op de trap lag. Feiten als deze brengen niet alleen veel leed toe aan het slachtoffer, maar versterken ook de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het erg vindt om te horen welke gevolgen de gebeurtenissen op 12 januari 2016 voor het slachtoffer hebben gehad en dat hij graag met hem in contact zou komen om zijn spijt te betuigen. Tegelijkertijd heeft verdachte desgevraagd te kennen gegeven dat hij zichzelf eigenlijk ook wel als slachtoffer ziet.
Aangezien verdachte heeft laten blijken onvoldoende te kunnen reflecteren op zijn eigen rol, en omdat uit zijn strafblad blijkt dat hij in 2011 is veroordeeld wegens poging tot zware mishandeling, is de rechtbank van oordeel dat om herhaling te voorkomen een deel van de straf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren dient te worden opgelegd.
Uit het advies van Reclassering Nederland van 25 november 2016 blijkt dat alcoholgebruik en onvoldoende in staat zijn emoties te reguleren risicofactoren zijn die delictgedrag bij verdachte kunnen bevorderen. Daarom acht de reclassering het van belang dat verdachte een behandeling aangereikt krijgt die toegespitst is op emotieregulatie, waarbij tevens zijn alcoholgebruik een plaats krijgt. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandelverplichting, gedragsinterventie, het betalen van een schadevergoeding en aanmelding bij ‘Slachtoffer in Beeld’.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal hierbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, met dien verstande dat de rechtbank geen aanleiding ziet om als bijzondere voorwaarde de verplichting op te leggen de door het strafbare feit veroorzaakte schade te vergoeden, nu het slachtoffer een vordering als benadeelde partij heeft ingediend. Wel zal de rechtbank verdachte verplichten mee te werken aan ‘Slachtoffer in Beeld’, voor het geval het slachtoffer behoefte heeft aan contact met verdachte.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 23.388,00.
7.1
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde voorschot op het smartengeld van € 17.500,00.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de immateriële schade die gevorderd is als voorschot, passend en geboden is, en heeft hiervoor verwezen naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:10309).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 17.500,00, subsidiair 122 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van de gevorderde materiële schade betoogd dat deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw opgemerkt dat het gerechtshof Den Haag recent heeft geoordeeld dat in een vordering benadeelde partij geen voorschot kan worden gevorderd (ECLI:NL:GHDHA:2016:2533 en ECLI:NL:GHDHA:2016:2535).
Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht, ingeval wel een voorschot wordt toegekend, rekening te houden met de eigen schuld van het slachtoffer omdat hij verdachte zou hebben beledigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘reiskosten i.v.m. ziekenhuisbezoek’ en ‘parkeerkosten’, is namens de verdachte onvoldoende betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde materiële schade zal de rechtbank een bedrag van (€ 974,40 +
€ 75,60 =) € 1.050,00 toewijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente over de materiële schade toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 12 januari 2016.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren voor zover deze ziet op de posten ‘kosten verpleging en verzorging’, ‘kosten medicijnen apotheek’ en ‘aanvraag CBR + keuring oogarts’, aangezien deze posten van de vordering niet met bewijsstukken zijn onderbouwd en nadere onderbouwing in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Door de benadeelde partij is een vergoeding als voorschot op definitief vast te stellen immateriële schade verzocht. Met de raadsvrouw is de rechtbank echter van oordeel dat de wet hierin niet voorziet. Slechts de voorzieningenrechter kan bedragen bij wijze van voorschot toewijzen. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat er medisch gezien nog geen eindsituatie is bereikt. Dit staat aan het definitief vaststellen van de volledige, deels toekomstige immateriële schade in de weg. De reeds geleden immateriële schade kan echter wel worden vastgesteld en toegekend. De rechtbank bepaalt deze schade naar billijkheid op een bedrag van € 10.000,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de immateriële schade met ingang van 12 januari 2016 is ontstaan.
De rechtbank zal het overige deel van de vordering tot smartengeld niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er is immers geen sprake van een eindtoestand. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het beroep van de verdediging op ‘eigen schuld’ van de benadeelde wordt verworpen, nu niet gebleken is dat de schade het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde partij kan worden toegerekend. Er is niet gebleken dat de benadeelde partij, verdachte zou hebben beledigd voorafgaand aan strafbare feit. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat - zelfs als ervan zou worden uitgegaan dat de benadeelde partij, verdachte zou hebben uitgemaakt voor “kankermoeter” - het gewicht hiervan aan het verdere verloop zo onderschikt is, dat de handelingen van verdachte als enige rechtens relevante oorzaak van de schade hebben te gelden.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van
(€ 1.050,00 + € 10.000,00 =) € 11.050,00.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
15(
vijftien)
maanden;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5(
vijf)
maanden,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
driejaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, regio Zuid-West, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de forensische polikliniek van Palier of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, teneinde zich te laten behandelen voor emotieregulatie en impulsbeheersing, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een preventiecursus alcohol en geweld, verzorgd door de reclassering of een andere instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan de aanmelding door de toezichthouder van de reclassering bij Slachtoffer in Beeld;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer] een bedrag van € 11.050,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 11.050,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.A. Vinken, voorzitter,
mr. S.W.E. de Ruiter, rechter,
mr. D.E. Alink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een Nederlandse vertaling van een proces-verbaal van de Oostenrijkse politie. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de Nederlandse vertaling van een proces-verbaal met het nummer B5/463/2016-RaM, van het Politiedirectoraat van de deelstaat Tirol (Republiek Oostenrijk), politiebureau Zell am Ziller, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 82).
2.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor/aangifte van [slachtoffer] , p. 55 – 58.
3.Een Nederlandse vertaling van een in het Duits opgemaakt schriftelijk gerechtelijk geneeskundig rapport van het Instituut voor Gerechtelijke Geneeskunde van de Medische Universiteit Innsbruck d.d. 1 februari 2016, p. 75 – 82.
4.Een geschrift, te weten een brief van drs. P.A.W.J.F. Schellekens, oogarts.
5.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 1] , p. 29 – 32.
6.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 3] , p. 45 – 47.
7.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 4] , p. 49 – 50.
8.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 5] , p. 37 – 39.
9.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 6] , p. 19 – 21.
10.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 7] , p. 41 – 43.
11.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 8] , p. 23 – 24.
12.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 9] , p. 25 – 27.
13.Een Nederlandse vertaling van een in Oostenrijk in het Duits afgenomen proces-verbaal van verdachtenverhoor, p. 13 – 18.
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting.