ECLI:NL:RBDHA:2017:3591

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
09/767351-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens bedreiging met terroristisch misdrijf

Op 10 april 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een terroristisch misdrijf. De verdachte, geboren in 1978 en thans preventief gedetineerd in de PI Vught, heeft op meerdere tijdstippen dreigende uitlatingen gedaan tegen medewerkers van de penitentiaire inrichting. Deze bedreigingen omvatten het vermoorden van een Nederlander, Europeaan of Westerling, waarbij de verdachte snijbewegingen maakte en demonstreerde hoe hij iemand zou onthoofden. De bedreigingen werden gedaan in een periode waarin er meerdere aanslagen in West-Europa hadden plaatsgevonden, wat de ernst van de situatie vergrootte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de verdachte bij de medewerkers van de PI de redelijke vrees hebben doen ontstaan dat hij zijn dreigementen zou uitvoeren. De verdachte ontkende de tenlastegelegde bewoordingen en gebaren, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreigingen. De rechtbank achtte de bedreigingen ernstig en angstaanjagend, en concludeerde dat de verdachte met zijn uitlatingen een terroristisch misdrijf heeft gepleegd.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de rechters en griffier, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 april 2017.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767351-16
Datum uitspraak: 10 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Vught, Nieuw Vosseveld Bijzondere Afdeling, te Vught.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 februari 2017 (pro forma) en 27 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 augustus 2016 tot en met
7 november 2016 te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde,
[getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] en/of [getuige 4]en/of een of meer anderen heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, te weten moord en/of doodslag te begaan met een terroristisch oogmerk, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij verdachte (telkens) opzettelijk (tegenover gevangenispersoneel):
-(op 24 augustus 2016) dreigend gezegd dat hij na zijn detentie terug gaat naar zijn land Algerije en dat hij de eerste de beste Europeaan die hij tegen komt in stukken zou snijden en dat de Europeanen en de Westerlingen moeten voelen wat mensen in de moslim oorlog-gebieden meemaken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-(op 2 november 2016) dreigend gezegd dat als hij op 8 november hier uit de P.I. Ter Apel zou vertrekken, en weer in Frankrijk was, hij de eerste de beste man of vrouw zou toetakelen en het bewijs naar de P.I. Ter-Apel zou sturen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij een snij-beweging langs zijn keel gemaakt en/of
-(op 7 november 2016) dreigend de woorden geuit: 'Jullie directeur is dus gewaarschuwd, vertel hem dit maar. Hij was bovendien diegene die mij hier heeft geplaatst, omdat ik zogenaamd een bedreiging vorm voor de veiligheid binnen de inrichting, nou als je maar weet: als ik straks buiten in mijn omgeving een Nederlander tegenkom leg ik hem op de grond en zet mijn voet in zijn nek en maak hem dood. Hij is een bedreiging voor mijn veiligheid.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of heeft hij hierbij opzettelijk dreigend een het gebaar gemaakt alsof hij iemand een voet in de nek zette en (vervolgens) de keel doorsneed;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen,) in of omstreeks de periode van 24 augustus 2016 tot en met 7 november 2016 te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om Europeanen en/of Nederlanders en/of Westerlingen en/of de/een directeur van PI Ter Apel en/of een of meer anderen te bedreigen met een terroristisch misdrijf, te weten moord en/of doodslag te begaan met een terroristisch oogmerk, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij verdachte (telkens) opzettelijk (tegenover gevangenis personeel):
-(op 24 augustus 2016) dreigend gezegd dat hij na zijn detentie terug gaat naar zijn land Algerije en dat hij de eerste de beste Europeaan die hij tegen komt in stukken zou snijden en dat de Europeanen en de Westerlingen moeten voelen wat mensen in de moslim oorlog-gebieden meemaken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-(op 2 november 2016) dreigend gezegd dat als hij op 8 november hier uit de P.I. Ter Apel zou vertrekken, en weer in Frankrijk was, hij de eerste de beste man of vrouw zou toetakelen en het bewijs naar de P.I. Ter-Apel zou sturen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij een snij-beweging langs zijn keel gemaakt en/of
-(op 7 november 2016) dreigend de woorden geuit: ‘Jullie directeur is dus gewaarschuwd, vertel hem dit maar. Hij was bovendien diegene die mij hier heeft geplaatst, omdat ik zogenaamd een bedreiging vorm voor de veiligheid binnen de inrichting, nou als je maar weet: als ik straks buiten in mijn omgeving een Nederlander tegenkom leg ik hem op de grond en zet mijn voet in zijn nek en maak hem dood. Hij is een bedreiging voor mijn veiligheid’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – meerdere bedreigingen met een terroristisch misdrijf (primair) dan wel een poging hiertoe heeft gedaan (subsidiair). Verdachte ontkent dat hij de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit alsook dat hij de ten laste gelegde dreigende gebaren heeft gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – op de gronden zoals in haar schriftelijke requisitoir verwoord – gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – op de gronden zoals in de pleitnota verwoord – vrijspraak bepleit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De ten laste gelegde uitlatingen en gebaren
[getuige 1] , werkzaam in de PI Ter Apel, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij datgene wat in de dagrapportage van 24 augustus 2016 is vermeld heeft gerapporteerd. In deze dagrapportage is vermeld dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij, verdachte, na zijn detentie teruggaat naar zijn land Algerije en dat hij de eerste de beste Europeaan die hij tegenkomt in stukken zou snijden en dat de Europeanen en de Westerlingen moeten voelen wat mensen in de moslim oorlogsgebieden meemaken. Verder is in deze dagrapportage vermeld dat verdachte zei dat hij geloofde in de wet die zegt: oog voor oog, tand voor tand [2] .
[getuige 2] , werkzaam als “badmeester” in de PI Ter Apel, heeft een melding gemaakt over wat verdachte in de avond van 2 november 2016 tegen hem heeft gezegd. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] hierover verklaard dat hij verdachte die avond in zijn cel drinken wilde brengen en dat, toen hij het boeiluikje opende, verdachte aan hem vroeg of hij, getuige, het/de volgende bericht/boodschap wilde doorgeven aan het afdelingshoofd: “Als ik opgehaald word met het busje en ik kom weer in Frankrijk, dan zal ik de eerste de beste die ik tegenkom zo zwaar toetakelen en het bewijs zal ik opsturen naar de PI in Ter Apel”. [getuige 2] heeft verder verklaard dat verdachte hierbij een snijbeweging bij zijn keel maakte en dat verdachte hierbij ijzig kalm en rustig was. Getuige vond dat hij dit niet kon laten gebeuren en hij heeft daarom de melding gemaakt. Getuige heeft er last van gehad en het kwam steeds bij hem terug [3] .
[getuige 4] , werkzaam als inrichtingsmedewerker in de PI Ter Apel, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij melding heeft gemaakt van datgene wat verdachte tegen hem heeft gezegd op de dag dat hij de iso-verzorging deed [4] . Tegenover de politie heeft deze getuige op dinsdag 15 november 2016 verklaard dat een en ander is voorgevallen ‘vorige week maandag’ [5] . De rechtbank begrijpt dat de getuige daarmee doelde op maandag 7 november 2016.
[getuige 4] heeft bij de rechter-commissaris verder verklaard dat verdachte bij het teruglopen naar zijn isoleercel op korte afstand voor hem ging staan en dat verdachte toen zei: “Jullie directeur, ik zou een gevaar zijn, heeft mij hier geplaatst. Op het moment dat ik morgen vrijkom en er komt een Nederlander te dicht in mijn buurt die een gevaar vormt voor mij…”. Volgens de getuige maakte verdachte toen alleen nog een lichamelijk gebaar zo van: ik zet een voet in zijn nek en ik snij hem zijn keel door/zijn hoofd af. Eén en ander kwam zeer bedreigend op de getuige over [6] .
[getuige 3] , werkzaam als psychiatrisch verpleegkundige in de PI ter Apel, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij getuige is geweest van datgene wat in de melding van 7 november 2016 is vermeld [7] , maar dat zijn collega dit heeft gerapporteerd [8] . Getuige verklaart verder dat hij heeft gezien dat verdachte bij de opmerking dat hij iemand ging kelen een vinger langs de keel haalde. Voor de getuige is het een intense gebeurtenis geweest en het heeft indruk op hem gemaakt [9] .
Verdachte heeft ook nog tegen getuige gezegd: “De eerste de beste Nederlander die ik in Frankrijk tegenkom, maak ik koud” [10] .
Uit het dossier komt naar voren dat er binnen de PI gewerkt wordt met zogenoemde dagrapportages, waarin wordt gerapporteerd over de dagelijkse gebeurtenissen die zich afspelen op een afdeling. In deze dagrapportages worden diverse contacten met de verdachte beschreven, waaronder de door hem gedane uitlatingen. Alleen in een bijzonder geval wordt er een melding gedaan van een situatie. Deze meldingen komen uiteindelijk terecht bij de directie van de PI. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij naar aanleiding van de uitlatingen door de verdachte zich genoodzaakt voelden een dergelijke melding te doen, of dat zij er bij zijn geweest toen een collega een dergelijke melding deed naar aanleiding van een incident [11] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zo snel mogelijk naar Frankrijk wil gaan, dat hij daar familie heeft en dat hij daarna door naar Algerije wil gaan [12] .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 februari 2017 verklaard: “In mijn geloof bestaat geen wraak, maar ik kom uit een stam waar wraak deel uitmaakt van onze cultuur. Wij vallen pas aan als ze ons aanvallen. Daarna laten we beoordelen of we terecht wraak hebben genomen” [13] .
Beperkt horen getuigen
De rechtbank stelt vast dat de genoemde getuigen bij de rechter-commissaris op grond van artikel 190, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering beperkt anoniem zijn gehoord, omdat gelet op de door de getuigen uitgeoefende functies er een gegrond vermoeden bestaat dat deze door het afleggen van een verklaring in de uitoefening daarvan zullen worden belemmerd. Nu de verdediging met betrekking tot de getuigen [getuige 2] , [getuige 4] en [getuige 3] de gelegenheid heeft gehad om deze ten overstaan van de rechter-commissaris over de inhoud van de door hen bij de politie afgelegde verklaringen te ondervragen, heeft de beperkte anonimiteit van deze getuigen naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging.
Ten aanzien van de [getuige 1] heeft de verdediging weliswaar het ondervragingsrecht niet volledig kunnen uitoefenen, maar het deel van de getuigenverklaring dat de rechtbank heeft gebezigd voor het bewijs betreft het antwoord dat [getuige 1] heeft gegeven op een open vraag van de officier van justitie. Daar komt bij dat hetgeen de rechtbank bewezen acht, zoals hierna is overwogen, niet alleen of in beslissende mate berust op deze verklaring van [getuige 1] .
Tussenconclusie
De rechtbank heeft, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van bovengenoemde getuigenverklaringen. Daarbij is van belang dat de getuigen onafhankelijk van elkaar hebben verklaard over de uitlatingen die verdachte in hun bijzijn heeft gedaan en dat zij ook gedetailleerde verklaringen hebben afgelegd over wat zij hebben gehoord en gezien.
Verder zijn de getuigen allen werkzaam als medewerker in de PI Ter Apel en hebben zij geen persoonlijk belang om anders (meer belastend) te verklaren dan wat zij hebben waargenomen. De rechtbank stelt verder vast dat de verklaringen gemeen hebben dat hieruit boosheid en frustratie aan de zijde van verdachte spreekt en dat verdachte na zijn vrijlating wraak wilde nemen op de eerste de beste Nederlander, Europeaan of Westerling die hij tegen zou komen. De getuigen waren allen ook erg onder de indruk en ontdaan over datgene wat verdachte tegen hun heeft gezegd en enkele voelden zich daardoor genoodzaakt hiervan een melding te maken. Dat verdachte wraakgevoelens kan uiten vindt ook steun in zijn eigen verklaring ter terechtzitting van 8 februari 2017, hetgeen hij op de terechtzitting van 27 maart 2017 desgevraagd niet verder heeft willen toelichten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de getuigenverklaringen betrouwbaar en kunnen zij worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank stelt vast dat de getuigen verklaren over verscheidene door de verdachte geuite bedreigingen in de tenlastegelegde periode. De rechtbank kan niet vaststellen dat de getuigen verklaren over een en eenzelfde incident. Niettemin acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde bedreigingen heeft geuit, nu deze telkens dezelfde strekking hebben en veelal gepaard zijn gegaan met vergelijkbare gebaren door de verdachte.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 24 augustus 2106 tot en met 7 november 2016 de ten laste gelegde uitlatingen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft gedaan. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte de ten laste gelegde gebaren heeft gemaakt.
Bedreiging met een terroristisch misdrijf?
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met een terroristisch misdrijf is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte een terroristisch misdrijf zou plegen.
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de uitlatingen van verdachte tegenover personeel van de PI Ter Apel wel degelijk als serieus moeten worden aangemerkt en samenhangen met de door verdachte op de terechtzitting van 8 februari 2017 geuite wraakgevoelens. Deze wraakgevoelens kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden los gezien van het onrecht dat in de ogen van verdachte aan moslims is aangedaan door het Westen en zijn goedkeuring van terroristische aanslagen [14] . De rechtbank vindt steun voor deze conclusie in het feit dat verdachte gedurende zijn detentie (verder) is geradicaliseerd in zijn geloof [15] . De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de uitlatingen louter uit boosheid en frustratie zijn gedaan als rechtstreeks gevolg van de aanhouding en (achteraf onterechte) detentie van verdachtes moeder. Immers die aanhouding was in augustus 2015, terwijl de uitlatingen van verdachte plaatsvonden in de periode augustus 2016 – november 2016. De rechtbank neemt in dit verband verder in aanmerking dat verdachte in zijn uitlatingen refereert aan “moslim oorlogsgebieden” en door het westen gedode moslims. Zijn uitlatingen komen er in de kern op neer dat hij aankondigt wraak te zullen nemen op Nederlanders, Europeanen of Westerlingen. Hij heeft deze bedreiging meermalen en in verschillende bewoordingen geuit. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte gedane uitlatingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat zij bij het personeel van de PI Ter Apel de redelijke vrees konden opwekken dat verdachte zijn dreigementen zou uitvoeren.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of uitvoering van de dreigementen een terroristisch misdrijf zou opleveren.
De wetgever heeft in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaald welke misdrijven als terroristische misdrijven hebben te gelden. Gemeenschappelijk daaraan is dat zij moeten zijn begaan met een terroristisch oogmerk. In artikel 83a Sr is dit omschreven als “het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen”.
De bedreigingen van verdachte zien op het vermoorden van een Nederlander, Europeaan of Westerling door hem in stukken te snijden of de keel door te snijden. Verdachte heeft daarbij snijbewegingen gemaakt en/of voorgedaan hoe hij iemand ging onthoofden, of in elk geval de keel door te snijden. Ook dreigde hij bewijs van zijn daad naar de PI Ter Apel op te sturen. Gelet op de context van deze bedreigingen en de huidige maatschappelijke situatie met terroristische aanslagen in West-Europese landen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met de uitvoering van deze bedreigingen het oogmerk moet hebben gehad om in elk geval een deel van de bevolking van Nederland en/of Frankrijk vrees aan te jagen.
Nu artikel 288a Sr en artikel 289 Sr, indien dit misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk, worden genoemd in artikel 83 Sr komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte heeft willen bedreigen met een terroristisch misdrijf.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande en op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in de periode van 24 augustus 2016 tot en met 7 november 2016 schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde bedreiging met een terroristisch misdrijf, zoals hierna bewezen is verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 24 augustus 2016 tot en met 7 november 2016 te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde, [getuige 1] en [getuige 2] en [getuige 3] en [getuige 4] heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, te weten moord en/of doodslag te begaan met een terroristisch oogmerk, immers heeft hij verdachte telkens opzettelijk tegenover
hen:
-dreigend gezegd dat hij na zijn detentie terug gaat naar zijn land Algerije en dat hij de eerste de beste Europeaan die hij tegen komt in stukken zou snijden en dat de Europeanen en de Westerlingen moeten voelen wat mensen in de moslim oorlog-gebieden meemaken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-dreigend gezegd dat als hij op 8 november hier uit de P.I. Ter Apel zou vertrekken, en weer in Frankrijk was, hij de eerste de beste man of vrouw zou toetakelen en het bewijs naar de P.I. Ter-Apel zou sturen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en daarbij een snij-beweging langs zijn keel gemaakt en/of
-dreigend de woorden geuit: 'Jullie directeur is dus gewaarschuwd, vertel hem dit maar. Hij was bovendien diegene die mij hier heeft geplaatst, omdat ik zogenaamd een bedreiging vorm voor de veiligheid binnen de inrichting, nou als je maar weet: als ik straks buiten in mijn omgeving een Nederlander tegenkom leg ik hem op de grond en zet mijn voet in zijn nek en maak hem dood. Hij is een bedreiging voor mijn veiligheid.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en heeft hij hierbij opzettelijk dreigend een gebaar gemaakt alsof hij iemand een voet in de nek zette en (vervolgens) de keel doorsneed.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair: bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
Verdachte heeft door de bedreigende uitlatingen die hij op meerdere tijdstippen heeft gedaan tegen medewerkers van de PI ter Apel, bij hen de vrees doen ontstaan dat verdachte na zijn vrijlating zijn dreigementen zou uitvoeren. Deze medewerkers waren onder de indruk en ontdaan over datgene wat verdachte tegen hen heeft gezegd. Verdachte heeft deze bedreigingen gedaan in een periode dat er kort daarvoor meerdere aanslagen in West–Europa waren gepleegd. Bedreiging met een terroristisch misdrijf is een ernstig en buitengewoon angstaanjagend delict en is een terroristisch misdrijf. In de huidige tijd leven de gevoelens van onveiligheid toch al sterker dan in het verleden het geval was. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 november 2016 over verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het Pro Justitia rapport van 3 januari 2017, opgesteld door GZ psycholoog drs. M.H. Keppel, waarin is vermeld dat verdachte niet heeft willen meewerken aan een onderzoek.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het beknopte reclasseringsadvies van 23 november 2016, waarin onder meer is vermeld dat een toezicht door de reclassering onuitvoerbaar is, omdat verdachte een ongewenst verklaarde vreemdeling is.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het misdrijf kan naar het oordeel van de rechtbank niet met een andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 285 en 57 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen is verklaard, heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
primair:
bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, rechter,
mr. E.C. Kole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH3RO16108/2016311485, van de politie eenheid Den Haag, Opsporing District C/Cter, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 61).
2.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 24 maart 2017, blz. 4 onder nummer 28 en de daarbij behorende bijlagen “Dagrapportages”, waarbij de letter “Z” is vermeld.
3.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, zoals vermeld onder nummer 17.
4.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, laatste zin onder nummer 19.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , blz. 60.
6.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, zoals vermeld onder nummer 18.
7.Een geschrift, te weten een “Rap Mededeling over gedetineerde”, zoals vermeld op blz. 35.
8.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, zoals vermeld onder nummer 30.
9.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, zoals vermeld onder nummer 31.
10.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, zoals vermeld onder nummer 35.
11.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, zoals vermeld onder nummer 8; Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 15 maart 2017, zoals vermeld onder nummers 7 en 8; Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 24 maart 2017, zoals vermeld onder nummers 23, 24 en 26.
12.Proces-verbaal verhoor van verdachte, blz. 40.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting van 8 februari 2017, zoals weergegeven op blz. 3.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 22-28.
15.Proces-verbaal van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP), blz. 29 t/m 31.