ECLI:NL:RBDHA:2017:3749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
09/767186/16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het uitgeven en in voorraad hebben van valse biljetten van 500 euro

Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitgeven en in voorraad hebben van valse bankbiljetten van 500 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, in de periode van 4 augustus 2015 tot en met 27 augustus 2016, op verschillende locaties in Nederland, meermalen valse bankbiljetten heeft uitgegeven. De verdachte was zich bewust van de valsheid van het geld en heeft dit opzettelijk als echt en onvervalst uitgegeven. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 12 tot en met 15 september 2016, tezamen met anderen, 171 valse bankbiljetten ontvangen en in voorraad gehad. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 19 juni 2015 in Pijnacker een vuurwapen en pepperspray voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden en heeft de vorderingen van benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de valse biljetten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/767186-16
Datum uitspraak: 11 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats]
[adres]
thans gedetineerd in de [P.I.]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 29 december 2016 (pro forma) en
28 maart 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. Mol en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.A.G. Balkenende, advocaat te Katwijk, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2015 tot en met 27 augustus 2016, te
Noordwijk (zaaksdossier 2 en/of 9) en/of
Schoonhoven (zaaksdossier 3) en/of
Haarlem (zaaksdossier 4) en/of
Zandvoort (zaaksdossier 5) en/of
Voorschoten (zaaksdossier 6) en/of
Bussum (zaaksdossier 7) en/of
Laren (zaaksdossier 8) en/of
Alkmaar (zaaksdossier 10) en/of
Amsterdam (zaaksdossier 11) en/of
Rotterdam (zaaksdossier 12) en/of
Vleuten (zaaksdossier 13) en/of
Roermond (zaaksdossier 14 en/of 15 en/of 16) en/of
Hellevoetsluis (zaaksdossier 17 en/of 18),in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, telkens opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven één of meer valse bankbiljet(ten) van 500 euro, dat/die verdachte en/of één van zijn mededaders zelf heeft/hebben nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij en/of één van of meer van zijn mededaders dat/die biljetten ontving(en), bekend was;
2.
hij op of
in de periode van 12 tot en met 15 september 2016 te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 171, althans een aantal valse bankbiljetten van 500 euro, die verdachte en/of zijn mededaders zelf hebben nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn mededaders, toen hij/zij die bankbiljetten ontving(en), bekend was/waren, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft en/of in
voorraad heeft/hebben gehad en/of vervoerd;
3.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] getoond;
4.
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer] ) met een vuurwapen, althans met een voorwerp, (meermalen) tegen zijn hoofd geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
ter terechtzitting gevoegd: 09/808282-15:
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool (Crvena Zastava, 9mm) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 19 juni 2015 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een gasbusje (NATO pepperspray), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 1 t/m 4
3.1.1
De verdenking verkort weergegeven
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid valse biljetten van 500 euro in voorraad heeft gehad (feit 2) en dat hij meerdere malen valse biljetten van 500 euro als echt biljet heeft uitgegeven (feit 1). Voorts komt de verdenking er op neer dat verdachte op 10 juli 2016 te Amsterdam samen met een ander [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 3) en dat zij die [slachtoffer] hebben mishandeld (feit 4).
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in zijn op schrift gestelde requisitoir, gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken voor de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten en dat wettig en overtuigend bewezen zal worden verklaard dat verdachte de onder
1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman aangevoerd dat niet vast te stellen is dat verdachte op het moment van de verkrijging van de bankbiljetten wist dat het vals geld betrof, dat verdachte niet de persoon is die op de camerabeelden is te zien en dat er geen sprake is geweest van medeplegen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er een bewuste en nauwe samenwerking is geweest tussen de bestuurder van de auto en het door de bijrijder gebruikte geweld en de geuite bedreiging.
3.1.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Noordwijk (zaaksdossier 2)
Op 14 juni 2016 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat vier personen op 4 augustus 2015 bij [bedrijf] te Noordwijk een telefoon, te weten een Samsung Galaxy S6 Edge van € 799,-, hebben afgerekend met twee valse biljetten van € 500,-. De in de winkel werkzame [stagiair] had de biljetten in ontvangst genomen zonder deze door de geldscanner te halen. Nadat [slachtoffer] in de winkel arriveerde, heeft hij de desbetreffende bankbiljetten door de scanner gehaald en bleken de twee biljetten vals te zijn. [slachtoffer] heeft deze biljetten vervolgens aan [medewerker] gegeven. [2] [3]
[slachtoffer] heeft screenshots gemaakt van de camerabeelden. Op deze beelden heeft [verbalisant] verdachte en [medeverdachte] herkend. [medeverdachte] is door verbalisant herkend aan de vorm van het hoofd, zijn houding en het lopen in de winkel. Verdachte is door verbalisant herkend aan de vorm van zijn hoofd, zijn stevige kaaklijn, inhammen in zijn haar en zijn houding en loopgedrag in de winkel. [4]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat de biljetten van € 500,- vals zijn. [5]
Schoonhoven (zaaksdossier 3)
Op 30 november 2015 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat twee mannen op 21 november 2015 bij [bedrijf] te Schoonhoven een laptop van € 355,- hadden afgerekend met een biljet van € 500,-. Toen de mannen weg waren, is het biljet door de scanner gehaald. De scanner gaf aan dat het een biljet van € 500,- betrof, maar dat er iets aan het biljet niet klopte. Vervolgens is [medewerker] naar de [bedrijf] toe gelopen om het biljet daar te laten controleren. De scanner gaf aan dat het een vals biljet betrof. Hiervan zijn camerabeelden aanwezig. [6]
[verbalisant] heeft verdachte en [medeverdachte] op de camerabeelden herkend. Verdachte en [medeverdachte] komen meerdere malen voor in diverse briefings voor uiteenlopende zaken. Verbalisant heeft verdachte herkend aan zijn gezicht en gezichtsuitdrukking. Verbalisant heeft [medeverdachte] herkend, omdat hij vanaf 1997 meerdere politiecontacten met hem heeft gehad. [7]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [8]
Haarlem (zaaksdossier 4)
Op 3 december 2015 kreeg [verbalisant] de melding om te gaan naar de [adres] te Haarlem, alwaar de fietsenwinkel [bedrijf] is gevestigd. [slachtoffer] heeft verklaard dat een man een fiets wilde kopen van € 200,-, welke hij wilde betalen met een biljet van € 500,-. [slachtoffer] heeft het biljet gecontroleerd met een stift en een scanner. De stift gaf door middel van een kleur aan dat het biljet vals was en ook het scanapparaat gaf aan dat het een vals biljet betrof. [slachtoffer] heeft het biljet vervolgens teruggegeven aan verdachte en zag dat verdachte een groot pak geld met biljetten van
€ 500,- bij zich had. Hiervan zijn camerabeelden beschikbaar. [9]
Uit de camerabeelden is gebleken dat de man een paars biljet aanbood en dat hij nog meer paarse en groene papieren in zijn bezit had, die op bankbiljetten leken. Buiten de winkel loopt nog een man. [verbalisant] heeft man 1 (de man in de winkel) herkend als [medeverdachte] en man 2 (de man buiten) herkend als verdachte. [medeverdachte] is herkend aan de vorm van zijn hoofd, de brede neus, dunne bovenlip en dikkere bovenlip, zijn oren die dicht tegen het hoofd staan en de puntige vorm ervan. Verdachte is herkend aan de vorm van zijn hoofd, stevige kaaklijn, inhammen in het haar, zijn oren, de groeven in zijn gezicht, en zijn neus. [10]
Zandvoort (zaaksdossier 5)
Op 8 december 2015 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat twee mannen op 6 december 2015 met een vals biljet van € 500,- een trui van € 179,95 bij [bedrijf] te Zandvoort hadden betaald. Een van de mannen had de trui gepast. Hij wilde de trui kopen en heeft aan zijn vriend gevraagd of hij het geld wilde voorschieten. De vriend heeft vervolgens een biljet van € 500,- uit zijn portemonnee overhandigd. [slachtoffer] heeft het biljet op onregelmatigheden gecontroleerd en vervolgens geaccepteerd. Op 7 december 2015 heeft [slachtoffer] de dagopbrengst afgestort en kreeg hij een melding dat het biljet van € 500,- vals was. Hiervan zijn camerabeelden beschikbaar. [11]
Op de camerabeelden is te zien dat twee mannen de winkel in lopen en worden benaderd door de verkoper. Man 2 heeft enkele malen een trui opgehouden. [12]
[verbalisant] heeft verdachte en [medeverdachte] herkend op de camerabeelden. [13]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [14]
Voorschoten (zaaksdossier 6)
Op 28 januari 2016 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] te Voorschoten aangifte gedaan. Op 17 januari 2016 kwam een man bij de receptie om geld te wisselen voor muntgeld voor de gokautomaat. De man was samen met [vriendin] , welke eerder die avond was ingecheckt in het hotel. De man had een biljet van € 500,- gegeven en [medewerker] had dit biljet gecontroleerd met het scanapparaat. De scanner gaf aan dat het biljet in orde was, waarop [medewerker] aan de man het wisselgeld overhandigde. Later die avond kwam de man weer met een biljet van € 500,- om te wisselen. Dit biljet was volgens de scanner eveneens in orde, waarop [medewerker] wederom het wisselgeld gaf aan de man. Op 22 januari 2016 kreeg de boekhouding een uitdraai van Secure geldservice, waarin stond vermeld dat de twee biljetten van € 500,- vals waren. [slachtoffer] heeft verklaard dat bij het gehele bedrag dat Secure geldservice had opgehaald slechts twee biljetten van € 500,- waren. [15]
[medewerker] heeft verklaard dat hij de man herkende als de gast die vaker in het bijzijn van [vriendin] is en dikwijls in de bar en aan de gokkast hangt. [16]
Op 28 februari 2016 kregen verbalisanten de melding om naar het hotel te gaan, omdat de man die eerder een vals biljet van € 500,- had gewisseld wederom aanwezig was in het hotel. Ter plaatse aangekomen, gaf de man op te zijn [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . De vrouw betrof [vriendin] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] . [17]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat de biljetten van € 500,- vals zijn. [18]
Bussum (zaaksdossier 7)
Op 25 februari 2016 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat op 25 februari 2016 twee mannen een trap wilden kopen met een biljet van € 500,-. Bij het scannen van het biljet bleek dat het biljet vals was. [slachtoffer] heeft tegen de mannen gezegd dat hij het biljet niet kon aannemen en gaf het biljet terug aan man 1. [slachtoffer] zag dat man 2 de rits van zijn rechterborstzak van zijn jas opende en dat hierin een stapel van meerdere biljetten van € 500,- zaten. Man 2 verklaarde dat hij even naar de bank zou gaan om het geld te wisselen en dat zij daarna terug zouden komen om de trap op te halen. De mannen zijn daarna niet meer teruggekomen. Hiervan zijn camerabeelden beschikbaar. [19]
[verbalisant] heeft verdachte en [medeverdachte] herkend op de camerabeelden. [20]
Op de camerabeelden is te zien dat twee mannen de winkel binnen komen lopen en dat verdachte een ladder wil afrekenen met een biljet van € 500,-. Verdachte haalt het biljet uit zijn jaszak en te zien is dat verdachte nog een op een biljet van € 500,- gelijkend briefje in zijn hand heeft en deze later in zijn zak stopt. Daarna is op de camerabeelden te zien dat verdachte het biljet aan iemand geeft en weer terug krijgt en dat [medeverdachte] een stapeltje papieren uit zijn zak haalt. Hierna verlaten beiden de winkel. [21]
Laren (zaaksdossier 8)
Op 2 maart 2016 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. Op 25 februari 2016 wilden twee mannen een zonnebril van € 280,- afrekenen met een biljet van € 500,- Man 1 pakte de zonnebril uit de stelling en zette deze op zijn neus. Man 2 zei daarop dat hij de bril zou betalen als cadeau voor man 1. Omdat [slachtoffer] het niet vertrouwde, heeft zij het biljet onder een lamp gehouden om de echtheid daarvan te controleren. Hieruit bleek dat het biljet in orde was. [slachtoffer] overhandigde de mannen vervolgens de bril en het wisselgeld. Nadat de mannen waren vertrokken, heeft [slachtoffer] het biljet onder een scanapparaat van haar buurman gehouden. Hieruit bleek dat het biljet vals was. Hiervan zijn camerabeelden. [22]
[verbalisant] heeft verdachte en [medeverdachte] herkend op de camerabeelden. [23]
Op de camerabeelden is te zien dat op 25 februari 2016 twee mannen zich in de winkel bevinden en dat beide mannen zonnebrillen passen. Voorts is te zien dat [verdachte] uit zijn rechterbuiten jaszak een bundeltje bankbiljetten pakt en op de toonbank neerlegt. Vervolgens is te zien dat [verdachte] de biljetten weer pakt, de winkel verlaat en na een paar minuten weer de winkel binnen komt. Vervolgens past [verdachte] nog een zonnebril. Op de beelden is te zien dat hij biljetten in zijn handen heeft. Op het moment dat hij de winkel uit loopt, heeft hij nog steeds biljetten in zijn hand. [medeverdachte] heeft een zonnebril op en heeft een doos onder zijn linker arm. [24]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [25]
Noordwijk (zaaksdossier 9)
Op 21 juli 2016 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat op 14 mei 2016 twee mannen onder meer whisky hadden gedronken en de rekening wilden betalen met een biljet van € 500,-. Het biljet bleek na scannen vals te zijn. Hiervan zijn beelden beschikbaar. [26]
[getuige] heeft verklaard dat twee mannen aan de bar kwamen zitten en wat te drinken bestelden. De mannen wilden de rekening met een biljet van € 500,- betalen. Het scanapparaat gaf aan dat het biljet niet in orde was. [getuige] had de mannen hiermee geconfronteerd, waarop de lange man aangaf dat hij een creditcard zou halen uit zijn auto. De kleinere man met donker haar bleef aan de bar zitten en zei even later dat hij een sigaretje ging roken. De mannen zijn vervolgens in een witte station auto weggereden. [27]
Op de camerabeelden is te zien dat beide mannen kort achter elkaar het terras op lopen, het hotel samen binnengaan en naar de bar lopen. [verbalisant] heeft de mannen herkend op de camerabeelden als verdachte en [medeverdachte] . [28]
Alkmaar (zaaksdossier 10)
Op 8 juli 2016 heeft [slachtoffer] namen [bedrijf] aangifte gedaan. Op 6 juli 2016 had een man een Prada zonnebril van € 225,- betaald met een biljet van € 500,-. Het scanapparaat gaf aan dat het biljet in orde was. [slachtoffer] heeft het biljet later afgestort bij de ING-bank en kreeg te horen dat het biljet niet klopte. De winkel die tegenover de optiek gevestigd zit, te weten [bedrijf] , heeft zicht op de in- en uitgang van [bedrijf] en heeft hier camerabeelden van. [29]
Uit de historische belgegevens van de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte op 6 juli 2016 in Alkmaar is geweest en dat hij een telefoongesprek heeft gevoerd met [medeverdachte] , waarin verdachte heeft verteld dat hij een zonnebrillenzaak inging. Op de camerabeelden is te zien dat een man en een vrouw op 6 juli 2016 voor [bedrijf] staan en dat de man de winkel binnen loopt. De vrouw vertoont grote gelijkenis met [vriendin] van verdachte. Uit de historische belgegevens van het aan verdachte toegeschreven [telefoonnummer] is gebleken dat verdachte op dat moment ook in Alkmaar was en “geld aan het wisselen is” en “vier slachtoffers” heeft gemaakt. Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat verdachte de mannelijke persoon is geweest die bij [vriendin] is geweest. [30] [medewerker] heeft de man op de beelden herkend als degene die met het valse biljet van 500 euro de zonnebril bij haar heeft gekocht [31] .
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [32]
Amsterdam (zaaksdossier 11)
Op 10 juli 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. [slachtoffer] was gebeld door een man die geïnteresseerd was in zijn Rolex horloge dat hij te koop had aangeboden op Marktplaats. De man is met een andere persoon [medeverdachte] per auto naar [slachtoffer] toe gekomen. [slachtoffer] is vervolgens bij de mannen in de auto gestapt en heeft het horloge aan hen verkocht voor
€ 4.500,-. [slachtoffer] heeft de biljetten achteraf laten testen bij [bedrijf] , waar bleek dat het valse biljetten betrof. [33] Bij een meervoudige fotobewijsconfrontatie heeft [slachtoffer] verdachte aangewezen als de bestuurder van de auto. [34]
Uit de historische belgegevens is gebleken dat de [telefoonnummer] en
[telefoonnummer] toebehoren aan verdachte. [35] De man die de Rolex wilde kopen, had de sms gestuurd met [telefoonnummer] . Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat het [telefoonnummer] om 18.17 uur en 18.20 uur heeft aangestraald in de buurt van de woning van [slachtoffer] te Amsterdam. [36]
[slachtoffer] heeft de route die hij met de mannen heeft gereden aan de verbalisanten uitgelegd. Verbalisanten zagen dat er op de gevel van het [adres] twee camera’s aanwezig waren. [37] Uit deze camerabeelden is gebleken dat de mannen met een grijze stationwagen hebben gereden. Uit observaties is gebleken dat verdachte op 17 juni 2016 inzittende was van een soortgelijke wagen, te weten een Seat Ibiza Stationwagon. [38]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat de biljetten van € 500,- vals zijn. [39]
Rotterdam (zaaksdossier 12)
Op 2 september 2016 heeft [slachtoffer] van kledingwinkel [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat op 11 juli 2016 een man een jas van € 259,95 wilde betalen met een biljet van € 500,-. [slachtoffer] had aan de man verklaard dat zij geen kleingeld terug had, waarop de man nog een dames pak van het rek pakte. Hierdoor kwam het totale bedrag uit op
€ 514,-. De man betaalde onder andere met een biljet van € 500,-. Het scanapparaat gaf aan dat het biljet in orde was. Het biljet is vervolgens door de eigenaar van [bedrijf] afgestort bij de ABN Amro Bank, waar bleek dat het biljet mogelijk vals was. Dit biljet van € 500,-- was het enige biljet van € 500,-- dat de eigenaar die dag heeft afgestort. [40]
Op 11 juli 2016 is er een observatie verricht waaruit is gebleken dat verdachte, [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] uit een Audi 1 stappen en de schoenenwinkel [bedrijf] te Rotterdam naar binnen gaan.
[medeverdachte] had deze winkel verlaten en is [bedrijf] binnengegaan. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte] deze winkel verlaat met twee blauwe tassen in zijn hand. Ook is te zien dat verdachte en [medeverdachte] [bedrijf] in gaan en de winkel weer verlaten. [41]
Voorts is gebleken dat het [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij [medeverdachte] en het [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij verdachte. Uit tapgesprekken is gebleken dat beiden op 11 juli 2016 onderling telefonisch contact hadden. In een van de tapgesprekken wordt gesproken dat er niet kon worden gewisseld en dat er daarom een trainingspak bij is gekocht. Ook werd er gezegd: ‘je moet niet naar de overkant gaan… bij die vrouw… ik heb het al gedaan’. [42]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [43]
Vleuten (zaaksdossier 13)
Op 12 augustus 2016 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat twee mannen op 4 augustus 2016 met een biljet van € 500,- onder andere een parfum van het merk Marc Jacobs hadden afgerekend. Hiervan zijn camerabeelden beschikbaar. [44]
Uit de zendmastgegevens is gebleken dat de [telefoonnummer] (in gebruik bij verdachte) en [telefoonnummer] (in gebruik bij [medeverdachte] ) op 4 augustus 2016 hebben aangestraald in de buurt van [bedrijf] . [45]
Op 25 augustus 2016 heeft [getuige] verklaard dat hij het idee had dat een man geprobeerd had om op 4 augustus 2016 een fiets te kopen in zijn winkel te Woerden met een vals biljet van € 500,-. Ook hiervan zijn camerabeelden beschikbaar. [46]
[verbalisant] heeft de camerabeelden van [bedrijf] vergeleken met de camerabeelden van [bedrijf] , omdat de camerabeelden van [bedrijf] van lage kwaliteit zijn. Uit de vergelijking van de camerabeelden is gebleken dat op beide beelden een persoon te zien is met een vergelijkbare lichaamsbouw, haardracht en kleding. Daarnaast is op de rechtermouw, bij de overgang naar de rechterborst een verticale streep te zien en is op de linkerborst van het T-shirt een opdruk of embleem te zien. Op de camerabeelden is vooral verdachte goed te zien. Gezien de modus operandi, de combinatie van de twee mannen en de telecomgegevens is het aannemelijk dat verdachte tezamen met [medeverdachte] op de camerabeelden te zien is. [47]
[vriendin] van [medeverdachte] ) heeft verklaard dat zij voor haar verjaardag op
6 augustus 2016 een parfum van het merk Marc Jacobs heeft gekregen. Het flesje parfum was al twee dagen voor haar verjaardag (de rechtbank begrijpt: 4 augustus 2016) in huis. [48]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [49]
Roermond (zaaksdossiers 14, 15 en 16)
Uit de zendmastgegevens is gebleken dat de [telefoonnummer] (in gebruik bij verdachte) en [telefoonnummer] (in gebruik bij [medeverdachte] ) op 9 augustus 2016 tussen 16.40-18.58 uur hebben aangestraald in Roermond, waar ook de Designer Outlet Roermond is gelegen. [50]
Zaaksdossier 14
Op 30 augustus 2016 heeft [slachtoffer] namens [bedrijf] aangifte gedaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat op 9 augustus 2016 twee mannen twee spijkerbroeken van € 144,- hadden betaald met een biljet van € 500,-. De man met de zwarte pet heeft het biljet gegeven. De scanner gaf aan dat het biljet in orde was. De dagopbrengst is dezelfde dag gebracht naar de Rabobank. In de periode van 7 augustus 2016 tot en met 14 augustus 2016 is acht keren met een biljet van € 500,- betaald. De Rabobank heeft aangegeven dat één biljet vals is. [51]
Op de camerabeelden van [bedrijf] is te zien dat een manspersoon in de rij voor de kassa staat met twee tassen, lichtbruin van kleur. Daarnaast komt een tweede man, met rode schoenen en een rode jas, in beeld die naast man 1 gaat staan. Man 1 heeft in zijn linkerhand een portemonnee vast en wordt geholpen door de kassamedewerker, die twee keer een barcode scant. Uit de portemonnee pakt man 1 een biljet van € 500,- en overhandigt dit aan de kassamedewerker. Het biljet wordt gecontroleerd door een gelddetector en het lampje van het apparaat kleurt groen. Vervolgens pakt de kassamedewerker het wisselgeld en overhandigt deze aan man 1. [52]
[verbalisant] heeft verdachte als man 1 en [medeverdachte] als man 2 herkend op de camerabeelden. [53]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [54]
Zaaksdossier 15
Op 30 augustus 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan namens [bedrijf] . [slachtoffer] heeft van een collega gehoord dat een man een jas van € 209,90 had betaald met een biljet van
€ 500,-. Het scanapparaat heeft aangegeven dat het biljet van € 500,- in orde was. De dagopbrengst is dezelfde dag bij de Rabobank afgestort. Die dag is er slechts door een klant met een biljet van € 500,- betaald. Na een aantal dagen is gebleken dat het biljet vals was. Hiervan zijn camerabeelden. [55]
Op de camerabeelden is een man in een opvallende rode gewatteerde jas te zien, die grote gelijkenis vertoont met verdachte. De medewerkster bij de kassa vouwt een zwarte jas op en vlak naast de hand van de man ligt een bankbiljet. De medewerkster toetst iets in op het scherm bij de kassa, terwijl ze het bankbiljet in haar handen heeft. De medewerkster controleert het biljet en de scanner spuugt het biljet twee keer uit; kennelijk werd het biljet niet goedgekeurd. De medewerkster pakt het biljet en strijkt het kennelijk glad. Dit keer licht het getal 500 op op het apparaat en wordt het biljet goedgekeurd. De medewerkster pakt vervolgens het wisselgeld uit de kassalade en overhandigt het aan de man. Daarna verlaat de man de winkel met de tas. [56]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [57]
Zaaksdossier 16
Op 20 oktober 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan namens [bedrijf] /handelend onder de naam [bedrijf] . [slachtoffer] heeft verklaard dat op
9 augustus 2016 een man, gekleed in een rode jas, een zwart leren jas had afgerekend met twee biljetten van € 500,-. De scanner had aangegeven dat de biljetten in orde waren. Nadat de man hiermee had betaald, heeft [slachtoffer] de biljetten bij andere, naast gelegen winkels gecontroleerd, waarna de biljetten vals bleken te zijn. [58]
Op de camerabeelden is te zien dat een man, gekleed in een rode jas, bij de kassa staat en een kaartje en enkele papieren (lijkend op bankbiljetten) overhandigt aan de kassamedewerker. Deze man wordt door [verbalisant] herkend als verdachte. Vervolgens is te zien dat de kassamedewerker naar achteren loopt en met een zwarte jas terugloopt naar de kassa. De jas wordt overhandigd aan de man. De man heeft kort daarvoor zijn rode jas uitgetrokken en heeft de zwarte jas aangetrokken. [59]
In de tapgesprekken is te horen dat verdachte tegen [medeverdachte] zegt dat hij een jas bij [bedrijf] heeft gevonden van € 1.200,-. [60]
Op 4 november 2016 is de jas van het merk [bedrijf] van verdachte in beslag genomen. [61]
De jas had de code 369950XN535. Deze code komt overeen met de code op de bon van [bedrijf] , die is aangetroffen in de auto waarin de [medeverdachte] reed. In een tapgesprek zegt [medeverdachte] dat de bonnen in de auto van verdachte zijn. [62]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [63]
Hellevoetsluis (zaaksdossiers 17 en 18)
Uit de zendmastgegevens is gebleken dat de [telefoonnummer] (in gebruik bij verdachte) en [telefoonnummer] (in gebruik bij [medeverdachte] ) op 26 augustus 2016 en 27 augustus 2016 hebben aangestraald in de buurt van [bedrijf] en [bedrijf] te Hellevoetsluis. [64] Uit de tapgesprekken is gebleken dat beiden uitgebreid bespraken in welke winkels vals geld was uitgegeven en welke winkels de biljetten controleerden. [65]
Zaaksdossier 17
Op 26 september 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan namens [bedrijf] . [slachtoffer] heeft verklaard dat een man op 26 augustus 2016 voor € 193,- aan drank had afgerekend met een biljet van € 500.- [slachtoffer] heeft het biljet onder een UV-lamp gehouden en het biljet leek in orde te zijn. Op 27 september 2016 heeft [slachtoffer] het geld naar de Rabobank gebracht. Er zat maar een briefje van € 500,-- bij. Het biljet van € 500,- bleek vals te zijn. [66]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [67]
Zaaksdossier 18
Op 12 september 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan namens [bedrijf] [slachtoffer] heeft verklaard dat op 27 augustus 2016 een man kleding had gekocht en had betaald met een biljet van € 500,-. Nadat het biljet na meer dan een week werd afgestort bij de bank, bleek dat het vals was. [68]
De camerabeelden waren niet meer beschikbaar; wel heeft een beveiliger een afbeelding van het computerscherm van deze beveiligingsbeelden op zijn telefoon opgeslagen. [verbalisant] heeft de persoon - met een blauwe T-shirt met witte vlekken aan - herkend als verdachte. [69] Ook aan [slachtoffer] is de foto getoond. Zij herkende de man als de persoon die met een biljet van € 500,- had betaald. [70]
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat het biljet van € 500,- vals is. [71]
Feit 2
Op 15 september 2015 werd door leden van het arrestatieteam binnengetreden in twee woningen in een vakantiepark gelegen aan de [adres] te Dordrecht. In de bungalow met [nummer] werden drie personen aangetroffen, onder wie [medeverdachte] . Onder een bed in de slaapkamer waar [medeverdachte] en zijn partner sliepen, werd een envelop met een aanzienlijke hoeveelheid biljetten van € 500,- aangetroffen. [72]
Het totale aantal biljetten bedroeg 167. Verder onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat deze biljetten vals zijn. [73]
[medeverdachte] heeft verklaard dat het donkerblauwe etui waarin het geld was aangetroffen van hem was en dat hij wist dat er ongeveer € 80.000,- aan vals geld in biljetten van € 500,- in de etui zat. [74] Op het moment dat hij de biljetten kreeg van verdachte en [medeverdachte] , aan het begin van de week op maandag of dinsdag (de rechtbank begrijpt: maandag 12 of dinsdag 13 september 2016), wist verdachte dat de biljetten vals waren. [75] Op één van deze biljetten is het DNA van verdachte aangetroffen. [76]
In het vakantiepark gelegen aan de [adres] huisje [nummer] , te Dordrecht, zijn 4 biljetten van € 500,- aangetroffen tussen een stapel van drie koekblikken op de eettafel in de woonkamer. In dit huisje verbleven verdachte en [medeverdachte] met hun vriendinnen. [77]
Uit een tapgesprek van 12 september 2016 is te horen dat verdachte tegen [medeverdachte] zegt: ik neem nu met hem 100…duizend.. mee… Ik ben aan het wachten … die man is het gaan halen. [78] [medeverdachte] zou aan ‘hem’ doorgeven wanneer verdachte bij hun was. De prijs zou zijn 25%, dus € 125,-. [79]
Conclusies feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat uit het geheel van het bewijsmateriaal een herkenbaar en gelijksoortig (gedrags)patroon kan worden vastgesteld ter zake van deze reeks van delicten, zodat de bewijsmiddelen, die op zichzelf beschouwd redengevend zijn voor het bewijs van uitsluitend een bepaald feit, ook de bewezenverklaring van de andere strafbare feiten en met name de betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] daarbij - bijkomend - ondersteunen.
Medeplegen
Verdachte en [medeverdachte] , al dan niet in gezelschap van anderen, gaan telkens naar een buiten hun woonplaats gelegen stad om aankopen te doen met één of meer valse bankbiljetten van 500 euro. Vaak gaan zij samen de winkel in om een aankoop te doen, waarbij de ene keer verdachte en de andere keer [medeverdachte] met valse bankbiljetten betaalt. Het komt ook geregeld voor dat zij in hetzelfde winkelgebied los van elkaar winkels bezoeken, waarbij zij elkaar vaak telefonisch op de hoogte houden in welke winkels zij reeds zijn geweest en of het betalen met valse bankbiljetten aldaar gelukt is, zodat de ander daar niet ook naar binnen gaat. Gelet op de intensiteit van deze samenwerking en de onderlinge – inwisselbare – taakverdeling is het van ondergeschikt belang dat verdachte een enkele keer niet daadwerkelijk in de winkel was als [medeverdachte] een aankoop deed of wie – als beiden lijfelijk in een winkel aanwezig zijn – daadwerkelijk de valse bankbiljetten aan de verkoper heeft overhandigd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan en kan worden bewezen.
Bekendheid vals geld
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat verdachte en [medeverdachte] vele aankopen hebben gedaan met valse biljetten van 500 euro. Gelet op hun werkwijze en de aangehaalde tapgesprekken is het evident dat ze wisten dat ze met vals geld betaalden. Kijkend naar het aantal transacties met de valse biljetten, hadden verdachte en [medeverdachte] kennelijk de beschikking over een groot aantal valse biljetten. Verdachte en [medeverdachte] hebben niet willen/kunnen verklaren over de herkomst van deze valse biljetten. Omdat uit de bewijsmiddelen - meer in het bijzonder de afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] - van het onder feit 2 bewezen verklaarde voorhanden hebben van een groot aantal valse biljetten van 500 euro blijkt dat verdachte en [medeverdachte] ten tijde van de verkrijging van die biljetten wisten dat het om vals geld ging, kan het niet anders dan dat verdachte en [medeverdachte] ook bij de eerdere biljetten van meet af aan bekend waren met de valsheid van het geld en voornemens waren dit als echt en onvervalst uit te geven.
Feiten 3 en 4
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 en 4 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte de bestuurder is geweest van de auto en dat de inzittende van de auto, [medeverdachte] , het wapen bij zich heeft gehad en [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank kan niet vast stellen of er tussen verdachte en [medeverdachte] sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. Het dossier biedt aldus onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van deze tenlastegelegde feiten.
3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 5 en 6 (09/767187-16) [80]
3.2.1
Inleiding
Op 19 juni 2015 is de politie bij een integrale horecacontrole bij [bedrijf] te Pijnacker naar binnen gegaan. Op een tafel waar onder andere verdachte zat, is een autosleutel van een Mercedes gevonden. Het bijhorende voertuig stond voor de deur en had [kenteken]
. Tevens lag onder dezelfde tafel een zakje met witte cocaïne. Bij de Mercedes gaf de hond een positieve indicatie. Het voertuig werd in beslag genomen. [81]
Op 22 juni 2015 is onderzoek verricht in het inbeslaggenomen voertuig. In het dashboardkastje aan de bijrijderszijde is een geelkleurig busje pepperspray van het merk Nato aangetroffen. In het ski-luik, dat zich in de rugleuning van de passagiersstoelen bevindt, is een vuurwapen aangetroffen. [82]
Het wapen valt onder categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie en is een semiautomatisch wapen (fabrikant Crvena Zastava, merk Zastava, kaliber 9 mm). [83]
De pepperspray (fabrikant Elitex, merk NATO pepperspray) is een wapen en valt onder categorie II van de Wet wapens en munitie en is een gasbusje. [84]
Op de vloer voor de rechtervoorstoel lag voorts een zwart tasje met daarin het paspoort van verdachte, het APK-keuringsrapport van het voertuig, het kentekenbewijs en een huurovereenkomst waaruit blijkt dat verdachte het voertuig heeft gehuurd. [85]
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat onder andere het DNA-profiel van verdachte matcht met het DNA-mengprofiel op het wapen. [86]
De vraag die thans voorligt is of verdachte de wapens voorhanden heeft gehad.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in zijn op schrift gestelde requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niets wist van de aanwezigheid van het wapen en de pepperspray in de Mercedes en daarom dient te worden vrijgesproken van de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten. Meerdere personen hebben in de desbetreffende auto gereden en kunnen deze wapens in de auto hebben gelegd.
3.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto weliswaar heeft gehuurd van [bedrijf] , maar dat hij de auto vervolgens heeft doorverhuurd aan een ander die de wapens vermoedelijk in de auto heeft neergelegd. [87]
De rechtbank stelt voorop dat de algemene ervaringsregel leert dat een huurder/vaste berijder van een auto - zoals in casu verdachte - bekend mag worden verondersteld met wat er in zijn auto ligt. Verdachte had deze auto gehuurd en in de auto zijn het paspoort van verdachte en andere documentatie aangetroffen die er op wijzen dat verdachte in die auto rond reed. Op het vuurwapen is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte de beschikkingsmacht over zowel het vuurwapen als de pepperspray heeft gehad.
De rechtbank acht het alternatieve scenario van verdachte, dat een ander persoon het wapen in het ski-luik heeft neergelegd, waarbij er sprake is geweest van secundaire DNA overdracht, niet aannemelijk geworden. Daarbij betrekt de rechtbank dat op het wapen ook een DNA-spoor is aangetroffen van [medeverdachte] , maar verdachte heeft verklaard [medeverdachte] niet te kennen. Verdachte heeft voorts op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat hij de auto aan een ander heeft doorverhuurd. Desgevraagd heeft hij geen namen genoemd van personen of (door)verhuurcontracten getoond.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 10 juli 2016 te Amsterdam een vuurwapen en pepperspray voorhanden heeft gehad.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2015 tot en met 27 augustus 2016, te
Noordwijk (zaaksdossiers 2 en 9) en
Schoonhoven (zaaksdossier 3) en
Haarlem (zaaksdossier 4) en
Zandvoort (zaaksdossier 5) en
Voorschoten (zaaksdossier 6) en
Bussum (zaaksdossier 7) en
Laren (zaaksdossier 8) en
Alkmaar (zaaksdossier 10) en
Amsterdam (zaaksdossier 11) en
Rotterdam (zaaksdossier 12) en
Vleuten (zaaksdossier 13) en
Roermond (zaaksdossier 14 en 15 en 16) en
Hellevoetsluis (zaaksdossier 17 en 18),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, telkens opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven valse bankbiljetten van 500 euro, waarvan de valsheid verdachte, toen hij of één van zijn mededaders die biljetten ontvingen, bekend was;
2.
hij in de periode van 12 tot en met 15 september 2016 te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk 171 valse bankbiljetten van 500 euro, waarvan de valsheid verdachte en zijn mededaders, toen zij die bankbiljetten ontvingen, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, hebben ontvangen en/of zich hebben verschaft en/of in voorraad hebben gehad en/of vervoerd;
5.
ter terechtzitting gevoegd: 09/808282-15:
hij op 19 juni 2015 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een wapen van categorie III, te weten een semi automatisch pistool (Crvena Zastava, 9mm) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 19 juni 2015 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een gasbusje (NATO pepperspray), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
- ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, meermalen gepleegd;
- ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, ontvangen en in voorraad hebben;
- ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- ten aanzien van feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft met een ander een zeer grote hoeveelheid vals geld ontvangen en in voorraad gehad. Bovendien hebben zij, al dan niet tezamen en in vereniging, tenminste achttien maal valse biljetten van € 500,- uitgegeven. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte het niet bezwaarlijk vond om anderen te duperen. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en heeft geen rekening gehouden met de schadelijke gevolgen die dergelijke feiten hebben voor het vertrouwen in chartaal geld. Het is niet zonder reden dat de wetgever een hoog strafmaximum heeft vastgesteld bij feiten zoals de onderhavige. Het uitgeven van vals geld vormt een ernstige bedreiging voor de openbare orde en wanneer er sprake is van een hoeveelheid, zoals bij verdachte is aangetroffen, werkt dit ontwrichtend voor de economische markt binnen Nederland en de Europese Unie.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens, hetgeen onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt. De samenleving moet worden beschermd tegen het ongecontroleerd en illegaal bezit van wapens onder burgers.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van 19 september 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 21 maart 2017. Uit dat advies komt naar voren dat er geen aanwijzingen zijn voor problemen op leefgebieden of middelenmisbruik. Verdachte kan na detentie bij zijn ouders gaan wonen en heeft zicht op een baan. Verdachte is al vijftien jaar autohandelaar en zijn inkomen ligt boven € 5.000,- per maand. De reclassering kan, gelet op bagatelliserende houding van verdachte, niet uitsluiten dat verdachte nogmaals in een dergelijke situatie kan belanden.
Straf
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De hoogte van het bedrag aan aangetroffen vals geld en de periode waarin en de hoeveelheid uitgegeven vals geld in aanmerking genomen acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 2)
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 500,-.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 3)
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 500,-.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 6)
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.000,-.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 10)
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 500,-.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (zaaksdossier 11)
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.250,-.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 12)
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 514,85,-.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 16)
[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.000,-.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (hoofdelijke) toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf] en [bedrijf] , en tot toewijzing van de vorderingen van [bedrijf] en [bedrijf] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] .
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, te weten tot een bedrag van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijk verklaring voor het overige.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, te weten tot een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijk verklaring voor het overige.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in verband met de bepleitte vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] op het standpunt gesteld dat de vordering tot maximaal € 1.000,- toegewezen kan worden. Indien de vordering wordt toegewezen, dient de jas, zoals genoemd op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te worden teruggegeven aan verdachte.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 2)
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 4 augustus 2015 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] .
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 3)
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 21 november 2015 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 november 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] .
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 6)
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 17 januari 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf]
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 10)
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 6 juli 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (zaaksdossier 11)
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post immateriële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten waarop dit deel van de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken. Voorts zal de rechtbank, voor zover de vordering betrekking heeft op de post materiële schade, de benadeelde partij ook
niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 12)
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit, te weten een schade van
€ 500,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien de gestelde schade niet is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 11 juli 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] .
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] (zaaksdossier 16)
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit, te weten een schade van
€ 1.000,-.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 9 augustus 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] .
Aangezien de overige door [bedrijf] gevorderde schade niet als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit is geleden, zal de rechtbank de vordering voor het overige afwijzen.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 en 4 genummerde voorwerp zullen worden onttrokken aan het verkeer, het onder 2 genummerd voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende en dat de onder 3 en 5 genummerde voorwerp zullen worden teruggegeven aan verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 4 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer, te weten een vuurwapen en vals geld. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1, 2, 5 en 6 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerd voorwerp verbeurdverklaren, te weten een jas. Dit is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp door middel van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen.
Omdat het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 3 en 5 genummerde voorwerpen, te weten twee telefoons.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24 c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57 en 209 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
- ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, meermalen gepleegd;
- ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, ontvangen en in voorraad hebben;
- ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- ten aanzien van feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf] een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
met bepaling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
met bepaling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf] een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf] een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf] een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
met bepaling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst af de vordering voor het overige;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf] een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af de vordering voor het overige;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
beslag
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
- 1. 1.00 STK vuurwapen, kleur zwart.;
- 4. 4.00 STK geld Euro (vals);
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genummerd voorwerp, te weten:
- 2. 1.00 STK jas, merk [bedrijf] ;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 3 en 5 genummerde voorwerpen, te weten:
- 3. 1.00 STK telefoontoestel, kleur blauw, merk Nokia 105;
- 5. 1.00 STK telefoontoestel, merk Nokia 105 (A.2.1).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. F.W. van Dongen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Paul, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek PEGEL / DHRAA16017, met het nummer 2016-070126, van de Dienst Regionale Recherche (DH), Team Opsporing Den Haag, met bijlagen.
2.Zaaksdossier 2, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , blz. 1-2.
3.Zaaksdossier 2, proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 4.
4.Zaaksdossier 2, proces-verbaal van bevindingen, blz. 5-9.
5.Zaaksdossier 2, proces-verbalen van bevindingen, blz. 10 en 15-16.
6.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , blz. 1-3.
7.Zaaksdossier 3, proces-verbaal van bevindingen, blz. 14.
8.Zaaksdossier 3, proces-verbalen van bevindingen, blz. 9-10.
9.Zaakdsossier 4, proces-verbaal van bevindingen, blz. 1-6.
10.Zaaksdossier 4, proces-verbaal van bevindingen, blz. 8-10.
11.Zaaksdossier 5, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , blz. 1-3.
12.Zaaksdossier 5, proces-verbaal van bevindingen, blz. 10-14.
13.Zaaksdossier 5, proces-verbaal van bevindingen, blz. 17-19.
14.Zaaksdossier 5, proces-verbalen van bevindingen, blz. 16.
15.Zaaksdossier 6, proces-verbaal van aangifte, blz. 1-3.
16.Zaaksdossier 6, proces-verbaal van verhoor [getuige] , blz. 11-12.
17.Zaaksdossier 6, proces-verbaal van bevindingen, blz. 16.
18.Zaaksdossier 6, proces-verbaal van bevindingen, blz. 17.
19.Zaaksdossier 7, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , blz. 1-3.
20.Zaaksdossier 7, proces-verbaal van bevindingen, blz. 8-10.
21.Zaaksdossier 7, proces-verbaal van bevindingen, blz. 11-12
22.Zaakdsossier 8, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] ,
23.Zaaksdossier 8, proces-verbaal van bevindingen, blz. 8-10.
24.Zaaksdossier 8, proces-verbaal van bevindingen, blz. 11-12.
25.Zaaksdossier 8, proces-verbalen van bevindingen, blz. 7.
26.Zaaksdossier 9, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , blz. 1-3.
27.Zaaksdossier 9, proces-verbaal van verhoor [getuige] , blz. 4-5.
28.Zaaksdossier 9, proces-verbaal van bevindingen, blz. 6-13.
29.Zaaksdossier 10, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] namen [bedrijf] , blz. 1-2.
30.Zaaksdossier 10, proces-verbaal van bevindingen, blz. 10-14.
31.Zaaksdossier 10, proces-verbaal van bevindingen, blz. 23.
32.Zaaksdossier 10, proces-verbalen van bevindingen, blz. 30-31.
33.Zaaksdossier 11, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , blz. 12-15.
34.Zaaksdossier 11, proces-verbaal tonen selectie bij fotobewijsconfrontatie, blz. 70-71.
35.Zaaksdossier 11, proces-verbaal van bevindingen, blz. 83-84.
36.Zaaksdossier 11, proces-verbaal van bevindingen, blz. 88-91.
37.Zaaksdossier 11, proces-verbaal van bevindingen, blz. 29-30.
38.Zaaksdossier 11, proces-verbaal van bevindingen, blz. 92-93.
39.Zaaksdossier 11, proces-verbalen van bevindingen, blz. 81-82.
40.Zaaksdossier 12, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , blz. 1-3.
41.Zaaksdossier 12, proces-verbaal van observatie, blz. 16-21.
42.Zaaksdossier 12, proces-verbaal van bevindingen, blz. 23-26.
43.Zaaksdossier 12, proces-verbalen van bevindingen, blz. 56-57.
44.Zaaksdossier 13, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , blz. 20-23, en proces-verbaal van bevindingen, blz. 34.
45.Zaaksdossier 13, proces-verbaal van bevindingen, blz. 1-4.
46.Zaaksdossier 13, proces-verbaal van verhoor [getuige] , blz. 5-6.
47.Zaaksdossier 13, blz. 46-47.
48.Zaaksdossier 13, proces-verbaal van bevindingen, blz. 34.
49.Zaaksdossier 13, proces-verbaal van bevindingen, blz. 37-38.
50.Zaaksdossier 14, proces-verbaal van bevindingen, blz. 19-22.
51.Zaaksdossier 14, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , blz. 1-2.
52.Zaaksdossier 14, proces-verbaal van bevindingen, blz. 12-18.
53.Zaaksdossier 14, proces-verbaal van bevindingen, blz. 23.
54.Zaaksdossier 14, proces-verbaal van bevindingen, blz. 25-26.
55.Zaaksdossier 15, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , blz. 1-2.
56.Zaaksdossier 15, proces-verbaal van bevindingen, blz. 15-16.
57.Zaaksdossier 15, proces-verbaal van bevindingen, blz. 45-46.
58.Zaaksdossier 16, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , blz. 6-8.
59.Zaaksdossier 16, proces-verbaal van bevindingen, blz. 25.
60.Zaaksdossier 14, tapgesprek, blz. 35.
61.Zaaksdossier 16, proces-verbaal van bevindingen, blz. 9-10.
62.Zaaksdossier 16, proces-verbaal van bevindingen, blz. 27-33.
63.Zaaksdossier 16, proces-verbaal van bevindingen, blz. 38-39.
64.Zaaksdossier 17, proces-verbaal van bevindingen, blz. 9-12.
65.Zaaksdossier 17, uitgewerkte tapgesprekken, blz. 19-22 en zaaksdossier 18, blz. 21-28.
66.Zaaksdossier 17, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] blz. 1-3.
67.Zaaksdossier 17, proces-verbaal van bevindingen, blz. 7-8.
68.Zaaksdossier 18, proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [bedrijf] , blz.
69.Zaaksdossier 18, proces-verbaal van bevindingen, blz. 9.
70.Zaaksdossier 18, proces-verbaal van bevindingen, blz. 4-5.
71.Zaaksdossier 18, proces-verbaal van bevindingen, blz. 11-12 en 13.
72.Zaaksdossier vals geld, blz. 4-10.
73.Zaaksdossier vals geld, proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, blz. 19-20.
74.Procesdossier Pegel proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , blz. 27-31.
75.Procesdossier Pegel, verhoor [medeverdachte] , blz. 30, zaaksdossier vals geld, blz. 92 en verklaring [medeverdachte] ter terechtzitting d.d. 29 december 2016.
76.NFI-rapport van 15 november 2016.
77.Zaaksdossier vals geld, proces-verbaal van bevindingen, blz. 16.
78.Zaaksdossier vals geld, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , blz. 63-64.
79.Zaaksdossier vals geld, blz. 12-17.
80.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015184048, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam / Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 248).
81.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 62-64.
82.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 38-39.
83.Proces-verbaal, team forensische opsporing, blz. 47-48.
84.Proces-verbaal, team forensische opsporing, blz. 49-50.
85.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 97-100.
86.NFI rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Wet wapens en munitie in Pijnacker op 19 juni 2015, ondertekend door [naam] op 4 augustus 2016 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 159.
87.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2017.