1.5.Bij brief van 25 oktober 2016 heeft verweerder eiser uitgenodigd om zijn aanvraag van 19 april 2016 aan te vullen. Eiser wordt hiervoor uitgenodigd om aan het loket te verschijnen. Bij brief van 30 november 2016 is eiser nogmaals uitgenodigd om zijn aanvraag te completeren. Op beide brieven heeft eiser gereageerd met het verzoek om een nieuwe afspraak aan het loket in Amsterdam.
2. Eiser heeft verzocht om teruggave van zijn paspoort. Hij stelt dat hij rechtmatig in Nederland verblijft en daarom recht heeft op zijn paspoort. Omdat hij zijn paspoort niet heeft, kan hij niet voldoen aan de wettelijke identificatieplicht. Hierdoor kan hij ook geen werk zoeken.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het volgende overwogen. De door eiser ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning heeft als gevolg dat de uitzetting van eiser tijdelijk wordt opgeschort totdat op de aanvraag is beslist. Omdat sprake is van een tijdelijke opschorting, wordt nog steeds voldaan aan artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000. Verweerder is dus nog bevoegd om het paspoort in te nemen. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het belang van eiser om zijn paspoort te kunnen gebruiken prevaleert boven het belang van de voorgenomen uitzetting. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet in zijn bezit hebben van zijn paspoort voor hem tot onoverkomelijke problemen heeft geleid.
4. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder niet bevoegd is om zijn paspoort onder zich te houden. Eiser voert hiertoe aan dat volgens artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 de bevoegdheid slechts bestaat bij uitzetting of de overgave aan buitenlandse grensautoriteiten. Daarvan is hier geen sprake. Ook is geen sprake van een tijdelijke opschorting van de uitzetting. Eiser heeft als EU-onderdaan van rechtswege rechtmatig verblijf op grond van Richtlijn 2004/38/EG, zolang niet is vastgesteld dat aan dit rechtmatig verblijf een einde is gekomen. Tot slot stelt eiser dat, omdat hij niet over zijn paspoort beschikt, hij geen gebruik kan maken van zijn rechten die voortvloeien uit Richtlijn 2004/38/EG.
5. In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft. Volgens verweerder heeft eiser geen aanvraag ingediend voor een EU-registratie. Verweerder heeft eiser tweemaal uitgenodigd om een aanvraag in te dienen, maar hij is niet verschenen aan het loket. In tegenstelling tot hetgeen staat overwogen in het bestreden besluit kan de brief aan de korpschef van 19 april 2016 niet worden aangemerkt als een aanvraag. Omdat eiser geen rechtmatig verblijf heeft, prevaleert het belang van verweerder.
6. Het toepasselijk wettelijk kader staat vermeld in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.