ECLI:NL:RBDHA:2017:4466
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Iraanse nationaliteit bezittende vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft eerder asielaanvragen ingediend in Nederland en Polen, waarbij haar aanvraag in Nederland op 1 augustus 2016 werd afgewezen en zij op 19 september 2016 aan Polen werd overgedragen. Eiseres betoogde dat zij ten onrechte niet op de hoogte was gesteld van het claimakkoord van 14 maart 2017 en dat verweerder ten onrechte Polen verantwoordelijk heeft geacht voor haar asielaanvraag. De rechtbank overwoog dat het claimakkoord aan eiseres was overgelegd en dat zij in de gelegenheid was gesteld om hierop te reageren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij drie maanden buiten de EU heeft verbleven, wat een voorwaarde is voor het verleggen van de verantwoordelijkheid naar een andere lidstaat. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gehanteerd en dat er geen aanwijzingen waren dat Polen niet aan zijn internationale verplichtingen zou voldoen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.