ECLI:NL:RBDHA:2017:4966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-ontvankelijkheid wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, van Eritrese nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. Eiseres had eerder asielaanvragen ingediend die ook waren afgewezen, en zij stelde dat zij nieuwe feiten had aangedragen die haar Eritrese nationaliteit zouden aantonen, waaronder een taalanalyse en bezoeken aan ambassades.
Tijdens de zitting op 20 april 2017, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, werd het onderzoek gesloten. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres ingebrachte taalanalyse niet voldoende was om haar nationaliteit aan te tonen. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat de taalanalyse niet de waarde had die eiseres eraan hechtte, en dat er geen relevante nieuwe elementen waren die de aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de eerdere afwijzingen van de asielaanvragen niet waren weerlegd en dat eiseres niet in bewijsnood verkeerde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 mei 2017, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden binnen een week na verzending.