ECLI:NL:RBDHA:2017:5167
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- H.N. Pabbruwe
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van schadevergoeding aan verzoeker na sepotbeslissing wegens ontoerekeningsvatbaarheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker die was geconfronteerd met een sepotbeslissing van de officier van justitie. De officier van justitie had besloten om de strafzaak tegen de verzoeker te seponeren, omdat hij als dader niet strafbaar werd geacht, gezien zijn ontoerekeningsvatbaarheid. De verzoeker, die in een penitentiair psychiatrisch centrum verbleef, had een verzoek ingediend om vergoeding van de kosten van zijn raadsman, die in totaal € 1.873,21 bedroegen. De rechtbank oordeelde dat de wetgever had beoogd dat in gevallen van sepot, waar de verzoeker niet strafbaar was, er wel recht op vergoeding van kosten zou zijn. Dit in tegenstelling tot gevallen waarin een maatregel was opgelegd, waarbij geen vergoeding mogelijk was. De rechtbank constateerde een ongelijkheid in de behandeling van verzoekers afhankelijk van de afdoeningsbeslissing van de officier van justitie. Uiteindelijk werd het verzoek om schadevergoeding toegewezen, en de rechtbank kende het gevraagde bedrag toe aan de verzoeker, dat door de Staat moest worden voldaan.