Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Schorsing voorlopige hechtenis
[verdachte],
Beslissing
het moment dat verdachte voorwaarde 8 heeft nageleefd:
Rechtbank Den Haag
Op 24 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak met parketnummer 09/767307-15, waarin de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte is behandeld. De verdachte, geboren op [geboortedag] 1970 en thans gedetineerd in een penitentiaire inrichting, was in verzekering gesteld op 8 november 2016 en in voorlopige hechtenis gesteld op 11 november 2016. Tijdens de zitting op 17 mei 2017 heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. S.P. Koerselman, verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. De officier van justitie, mr. H.G. de Koning, heeft zich tegen dit verzoek verzet.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het dossier en de informatie van de rechter-commissaris en de officier van justitie, waaruit bleek dat het voorbereidende onderzoek nog enkele maanden zou duren, tot in ieder geval november 2017. Dit zou betekenen dat de inhoudelijke behandeling van de strafzaak pas in 2018 zou plaatsvinden. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten dat de belangen van de verdachte op dit moment een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst tot de dag voorafgaand aan de eerstvolgende behandeling van de strafzaak, onder bepaalde voorwaarden. De verdachte heeft zich bereid verklaard om aan deze voorwaarden te voldoen. De voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich niet aan strafbare feiten zal schuldig maken, zijn medewerking zal verlenen aan het verdere onderzoek, en zich zal melden bij een politiebureau voor de behandeling van zijn strafzaak. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters S.W.E. de Ruiter, H. Steenhuis en E.C. Kole, in aanwezigheid van griffier mr. D.L. van Lijf.