Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Voorts betoogt eiser dat hij in de periode van 1 mei 1988 tot 29 november 1995 recht had op een uitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100 % in verband met de destijds wettelijk vastgelegde verdiscontering van de werkloosheid
.Verweerder heeft weliswaar erkend dat eiser op 31 december 1986 recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag de leeftijd van 35 jaar had bereikt, zodat het arbeidsongeschiktheidscriterium zoals dat gold vóór 1 januari 1987 van toepassing was, maar meent ten onrechte dat er sprake is van een uitzonderingssituatie op grond waarvan geen verdiscontering hoeft plaats te vinden. De Bedrijfsvereniging heeft naar het oordeel van eiser destijds een onjuist criterium toegepast door te stellen dat eiser op 1 mei 1988 in dezelfde toestand verkeerde als bij de aanvang van de verzekering. Ten slotte berust het bestreden besluit op een onzorgvuldig en onvolledig onderzoek, nu de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) slechts een algemeen oordeel geven en eiser niet in persoon hebben gezien, aldus eiser.