ECLI:NL:RBDHA:2017:6221
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweerder weigert asielaanvraag op basis van Dublinverordening; verantwoordelijkheidskwesties tussen Duitsland en Frankrijk
Op 8 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder in Duitsland een asielaanvraag ingediend, die was afgewezen, en hij betwistte de verantwoordelijkheid van Duitsland voor zijn huidige aanvraag. Tijdens de zitting op 23 mei 2017 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser voerde aan dat hij onder druk was gezet om een asielaanvraag in Duitsland in te dienen en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn asielrelaas naar voren te brengen. Hij stelde ook dat Duitsland kampt met capaciteitsproblemen en dat hij mishandelingen had ondervonden.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet had betwist dat hij in Duitsland asiel had aangevraagd en dat deze aanvraag was afgewezen. De rechtbank concludeerde dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, en dat de argumenten van eiser niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat hij onder dwang een asielaanvraag had moeten indienen en dat zijn klachten niet serieus waren genomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 juni 2017, en eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.