3.4.1.Dagvaarding I – de afpersingen
Aangifte feit 1
Op 31 mei 2016 heeft [slachtoffer 1] bij de politie verklaard dat hij eerder die nacht, omstreeks 01:30 uur, met zijn taxi, een Mercedes, aan kwam rijden op de Stationsweg in Den Haag toen hij werd aangesproken door een man die hem vroeg of hij hem naar Leidschendam kon brengen en die in zijn taxi stapte. Deze man had een fors postuur, was ongeveer 1.70 meter lang, niet ouder van 30 jaar, van Antilliaanse afkomst en had een zeer donkere huidskleur. De man droeg onder meer een baseballpet, die rood van kleur was met een wit logo. Op enig moment vroeg de man aan [slachtoffer 1] of hij vijftig euro kon wisselen. Daarop zette hij zijn taxi stil om het geld voor de man te wisselen. Op het moment dat hij zijn geld uit zijn linker binnenzak pakte, plaatste de man zijn elle-boog op de nek van aangever en drukte zijn elle-boog hard tegen zijn nek, waardoor het gezicht van aangever tegen het raam van de taxi aandrukte. Vervolgens zag en voelde hij dat de man een pistool op zijn hoofd plaatse ter hoogte van zijn rechterslaap. Het pistool was ongeveer 12 cm lang en was zwart/glimmend van kleur. De man zei tegen hem dat hij al zijn geld moest afgeven. Hierop heeft [slachtoffer 1] zijn dagomzet aan de man gegeven, dit was ongeveer € 125,- à € 150,-, alsmede zijn telefoon van het merk Nokia type 36. Ook moest hij de autosleutel van de taxi aan de man geven. Vervolgens moest hij uitstappen van de man en met hem meelopen. De man zei meermalen tegen hem dat hij moest meewerken, want anders zou hij gaan schieten. Na ongeveer 10 meter lopen vroeg de man aan hem waar zijn portemonnee was. Omdat deze nog in de taxi lag, zijn zij teruggelopen naar de taxi. Daar heeft [slachtoffer 1] zijn portemonnee gepakt en aan de man gegeven. In deze portemonnee zaten onder meer zijn rijbewijs, ziekenfondspas, een pasje voor de Palen bij Scheveningen en Centraal Station, nog wat andere papieren en een bedrag van € 115,- à € 120,-. Nadat hij de man had gesmeekt hem te laten gaan, is de man weggelopen richting de Burgemeester Kolfschotenlaan in Leidschendam.
Aangifte feit 2
Op 1 juni 2016 heeft [slachtoffer 2] bij de politie verklaard dat hij eerder die nacht, omstreeks 01:01 uur, onderweg was met zijn taxi naar de taxistandplaats bij station Hollands Spoor in Den Haag, toen hij zag dat er een man naar hem zwaaide. Het was een negroïde man met een donkerbruine huidskleur, ongeveer 1.70 meter lang, een normaal postuur en een ovaal hoofd zonder haar. Hij dacht dat de man een jaar of 30 jaar oud was. De man stapte bij hem in de taxi. Aangekomen op de Burgemeester Roeringlaan te Leidschendam moest hij van de man zijn taxi stilzetten. De man vroeg hem of hij losse bankbiljetten kon wisselen voor een vast bankbiljet van vijftig euro. Hierop pakte hij zijn eigen portemonnee, waarin zo’n € 500,- zat, en zijn werkportemonnee. De man gaf hem zijn geld en toen hij het geld in zijn werkportemonnee wilde doen, zag hij dat de man een pistool in zijn rechterhand had. Direct daarop richtte de man het pistool op zijn hoofd ter hoogte van zijn rechterslaap. Het pistool was goud/zilver van kleur en ongeveer 15 cm groot. De man zei tegen [slachtoffer 2] dat hij al zijn geld moest geven, want anders zou hij hem doodschieten. [slachtoffer 2] gaf daarom direct al zijn geld uit zijn werkportemonnee aan de man, ongeveer € 100,-. Ook heeft hij € 500,- uit zijn eigen portemonnee gepakt en aan de man gegeven. Vervolgens moest hij van de man uit zijn taxi stappen. Tijdens het uitstappen haalde de man de autosleutel uit het contact van de auto. De man kwam achter hem staan en vervolgens moest hij van de man de weg oversteken. Op dat moment voelde hij dat de man het pistool in zijn rug duwde. Zij kwamen uit op de Burgemeester Caen van Necklaan te Leidschendam. Hij moest zo’n 150 meter over het voetpad lopen terwijl hij door de man onder schot werd gehouden. Hij voelde dat de man het pistool in zijn rug bleef duwen. Vervolgens zei de man dat hij ook zijn mobiel aan hem moest afgeven. Hij zei de man dat deze nog in de taxi lag waarop de man zei dat hij op het bankje daar moest blijven zitten en dat hij niet alleen was, maar dat zij met een bende waren die hem onder schot hield. Ook zei de man hem herhaaldelijk dat hij geen aangifte moest doen. Vervolgens rende de man weg richting de burgemeester Caen van Necklaan met de kruising Burgemeester Velthuijsenlaan te Leidschendam. Nadat hij ongeveer 15 seconden op het bankje was blijven zitten, is hij naar zijn taxi gerend en heeft hij 112 gebeld.Later verklaarde aangever [slachtoffer 2] dat de betreffende man een strak zittend jack droeg met stiksels over het hele jack met een ruitmotief.
Getuige feit 2
Naar aanleiding van een burgernetbericht, dat was verspreid over de bedreiging en beroving van een taxichauffeur, is [getuige 1] op 2 juni 2016 door de politie gehoord. Hij verklaarde dat hij woonachtig is op de Burgemeester Caen van Necklaan te Leidschendam, op de derde etage en dat hij in de nacht van 1 juni 2016 omstreeks 01:15 uur à 01:30 uur iemand hard over de galerij heeft horen lopen. Het geluid kwam vanuit de richting van de Burgemeester Kolfschotenlaan. Ook verklaarde hij dat de toegangsdeuren van de flat alleen kunnen worden geopend met een sleutel.
Aangifte feit 3
Op 3 juni 2016 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan bij de politie. Hij verklaarde dat hij zich eerder die nacht, omstreeks 01:30 uur, bevond in zijn woning toen zijn telefoon ging voor een taxirit. Hij hoorde een mannenstem aan de telefoon, die hem vroeg om hem op te halen bij winkelcentrum het Kleine Loo, bij Mariahoeve. Deze man noemde geen naam en belde anoniem. Halverwege het gesprek werd de telefoonverbinding verbroken. Omstreeks 02:00 uur werd hij echter opnieuw gebeld door dezelfde man. Hij herkende de man aan zijn hese stem. De man vroeg hem naar de Spechtlaan in Leidschendam te komen en hem te brengen naar de Muzieklaan in Zoetermeer. Omdat het voor hem een interessant rit was, is hij naar de Spechtlaan in Leidschendam gereden om de man te halen. Daar aangekomen kwam er een man zijn richting op lopen. De man had een licht getinte huidskleur. Hij had het idee dat de man van Turkse komaf was. Hij schatte de man tussen de 20 en 27 jaar en 1.70 meter lang. Hij zag dat de man heel kort, gemillimeterd, haar had. Opeens moest hij halverwege de Zilvermeeuwlaan stoppen van de man. Hij vond dit vreemd, maar heeft zijn taxi toch gestopt. Toen hij gestopt was, zag hij dat de man in zijn rechterhand een klein zilverkleurig vuurwapen had. De man richtte het pistool op zijn rechterslaap en zei op agressieve wijze: “Je portemonnee, geld”. Daarop gaf [slachtoffer 3] zijn portemonnee. Vervolgens zei de man: “Mobiel”. Daarop heeft hij ook zijn mobiel gegeven aan de man. Daarna zag hij dat de man de autosleutel uit het contact probeerde te halen, maar dat lukte niet. Daarop zei de man dat de aangever het moest doen. Vervolgens moest [slachtoffer 3] de autosleutel afgeven aan de man en de auto uit stappen. Hij moest meelopen in de richting van de Heuvelweg. De man zei hem dat hij hard moest lopen, omdat er anders mannen met nog grotere wapens zouden komen. Vervolgens moest hij gaan zitten, waarna de man wegrende in de richting van de Burgemeester Banninghof te Leidschendam. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar een huis waar licht brandde en heeft hij de politie gebeld. De man heeft zijn zwarte portemonnee meegenomen met daarin zijn rijbewijs, ING bankpasje, ANWB creditcard, tankbonnetjes, het kentekenbewijs van zijn auto, een Kia Sportage, € 100,- aan contact geld, zijn zwarte IPhone 5S en de autosleutel van de Kia Sportage.Volgens aangever [slachtoffer 3] is de man uiteindelijk weggerend in de richting van de Burgemeester Caen van Necklaan te Leidschendam.
Getuige feit 3
Op 3 juni 2016 heeft de politie [getuige 2] , woonachtig op de Burgemeester Caen van Necklaan, gehoord. Zij verklaarde dat zij die nacht, omstreeks 02:30 uur, plotseling iemand hard hoorde rennen op de trap en dat zij de portiekdeur, waar zij direct naast woont, dicht heeft horen knallen en dat kort daarop de politie was gekomen.
Bevindingen verbalisanten
Op 3 juni 2016 omstreeks 02:19 uur werd de noodhulpeenheid naar de [adres 2] gestuurd. Aldaar zou zich een taxichauffeur bevinden die zojuist was overvallen. Van een ander district kreeg de noodhulpeenheid de informatie dat er op de [adres 3] te Leidschendam, in de directe omgeving van de overvallen, een persoon zou verblijven welke in het daderbeeld zou passen. Daarop is de politie naar laatstgenoemd adres gegaan, waar de verbalisanten op dat moment licht zagen branden. Zij zagen binnen een donker getinte man die kaal was dan wel gemillimeterd haar had, tussen de 20 en 30 jaar oud was en stevig was gebouwd. Vervolgens hebben de verbalisanten de voordeur van de woning continue in het zicht gehouden, totdat zij om 05:10 uur werden afgelost door collega’s.
De politie heeft verdachte daarna om 08:05 uur aangehouden op dit adres, waar de vriendin van verdachte, genaamd [betrokkene 1] , woonachtig is. Aldaar werd verdachte aangetroffen in het bovenste gedeelte van een kledingkast in de slaapkamer.
Met toestemming van [betrokkene 1] heeft de politie die ochtend omstreeks 08:40 uur in haar auto gekeken. Daar trof de politie een autosleutel aan van het merk Mercedes waarover [betrokkene 1] verklaarde dat deze autosleutel niet van haar was. Zij vertelde dat er in haar woning een reservesleutel van haar auto ligt.Omdat bij aangever [slachtoffer 2] op 1 juni 2016 onder meer een autosleutel van zijn Mercedes was weggenomen, heeft de politie de aangetroffen autosleutel aan [slachtoffer 2] getoond. [slachtoffer 2] herkende die als zijn autosleutel. Na onderzoek bleek de betreffende autosleutel inderdaad te horen bij de Mercedes van aangever [slachtoffer 2] .
Vervolgens heeft de politie diezelfde dag om 09:17 uur de woning van [betrokkene 1] doorzocht. Bij deze doorzoeking zijn onder meer een roodkleurige pet, een roodkleurige leren jas met ruitjes motief, verschillende portemonnees en een vuurwapen in beslag genomen.De politie heeft vervolgens onderzoek verricht naar de in beslag genomen portemonnees. De politie heeft op 4 juni 2016 contact opgenomen met aangever [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft een van de portemonnees herkend als de zijne.
Vervolgens heeft de politie ook contact opgenomen met aangever [slachtoffer 3] , die eveneens verklaarde dat hij zijn portemonnee herkende.
Tijdens het buurtonderzoek op 3 juni 2016 werd de politie aangesproken door mevrouw [betrokkene 2] , de moeder van [betrokkene 1] . Zij verklaarde dat zij in haar woning aan de [adres 3] te Leidschendam een chipszak had gevonden, waarin zich een aantal pasjes bevond die voor een groot deel in kleine stukjes waren gebroken. Nadat [betrokkene 2] de betreffende pasjes aan de politie overhandigde, zag de politie dat er zich tussen de pasjes mogelijk een rijbewijs en een ING bankpas bevonden. Op één van de pasjes was de naam [slachtoffer 3] zichtbaar.
Omdat aangever [slachtoffer 3] eerder bij de politie had verklaard dat hij in de nacht van 3 juni 2016 twee keer was gebeld voor de taxirit, heeft de politie de telefoongegevens van de gesprekken die zijn gevoerd door verdachte op 3 juni 2016 tussen 00:58:56 uur en 02:06:51 uur onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruik maakte van een telefoon met een Imei-nummer, waarin een SIM-kaart had gezeten die voorzien was van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit het onderzoek naar dit telefoonnummer is naar voren gekomen dat er die nacht meerdere keren telefonisch contact is geweest met telefoonnummers in gebruik bij taxicentrales.
Verklaringen medeverdachte bij de politie en getuige ter terechtzitting
Bij de politie heeft [betrokkene 1] op 4 juni 2016, als verdachte gehoord, verklaard dat zij niets weet van de aangetroffen goederen en dat het aangetroffen vuurwapen niet van haar of van haar moeder is. Verder verklaarde zij dat verdachte die woensdag (de rechtbank concludeert dat het dan om 1 juni 2016 gaat) bij haar thuis is geweest en dat zij hem met haar auto heeft weggebracht.
[getuige 3] , een oom van verdachte, heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte vanaf 12 mei 2016 bij hem heeft verbleven, maar dat verdachte ook wel eens bij zijn vriendin verbleef, zo ook op 1 juni 2016. Dit weet de getuige nog, omdat [betrokkene 1] hem die avond had gebeld om hem te vertellen dat verdachte naar haar kwam.
3.4.1.1. De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat verdachte in de vroege ochtend van 3 juli 2016, enkele uren nadat de laatste afpersing had plaatsgevonden, is aangehouden in woning van zijn vriendin [betrokkene 1] aan de [adres 3] . De voordeur van deze woning was kort na de laatste afpersing tot aan het moment van de aanhouding van verdachte door de politie in het zicht gehouden. Voor de aanhouding heeft de politie alleen [betrokkene 1] de woning zien verlaten.
Allereerst is gebleken dat juist daar in die betreffende buurt de drie afpersingen kort na elkaar hebben plaatsgevonden. De aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben ieder voor zich verklaard dat zij hebben gezien dat de dader na zijn daad richting de Burgemeester Caen van Necklaan is weggerend. Daar komt bij dat twee buurtbewoners hebben verklaard dat zij in de nachten van 1 juni 2016 en 3 juni 2016 iemand hebben horen rennen in de flat, kort na de tijdstippen waarop de afpersingen die twee nachten hadden plaatsgevonden.
Uit de verklaringen van [betrokkene 1] is verder gebleken dat verdachte in ieder geval ook op 1 juni 2016 en op 3 juni 2016 in de woning van [betrokkene 1] is geweest en dat hij op 1 juni 2016 bij [betrokkene 1] in de auto heeft gezeten. Waar de verdediging heeft getracht om verdachte een alibi te verschaffen voor de momenten dat de afpersingen hebben plaatsgevonden, is de verdediging daarin naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Naast [betrokkene 1] 's verklaringen dat verdachte op de hierboven genoemde data op bepaalde tijdstippen bij haar was, heeft de getuige ter zitting met zijn verklaring dat zijn volwassen neef weliswaar bij hem verbleef in die periode, maar dat hij ook naar zijn vriendin ging, geen sluitend alibi kunnen geven voor de nachtelijke uren, waarin de afpersingen plaatsvonden.
Nog meer belastend is het feit dat bij de doorzoeking in de woning en de auto van [betrokkene 1] door de politie verschillende goederen zijn gevonden, die door de aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn herkend als hun goederen, weggenomen bij de afpersingen.
Daarbij komt bovendien dat de politie in de woning van [betrokkene 1] een vuurwapen, een rood baseball petje en een roodkleurige leren jas, doorgestikt en met ruitjes motief, heeft aangetroffen. Dit zijn kledingstukken die in de beschrijvingen van de aangevers voorkomen.
Uit het onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte is voorts naar voren gekomen dat verdachte in de nacht van 3 juni 2016 verschillende taxichauffeurs heeft gebeld.
De verdediging heeft onderstreept dat de gegeven signalementen door de aangevers niet passend zijn bij verdachte en dat reeds daarom niet kan worden bewezen dat verdachte de dader is van de afpersingen. Ook de rechtbank ziet dat in de beschrijvingen van de dader verschillen bestaan over de huidskleur (van zeer donker tot licht getint) en de mogelijke herkomst van de dader (van negroïde tot "mogelijk van Turkse afkomst"), maar dat die verschillen zich goed laten verklaren door enerzijds de beladen waarneming van een slachtoffer van geweld en anderzijds door mogelijk verschillende belichting in nachtelijke uren waaronder de aangevers de dader hebben gezien. Tot slot heeft de verdediging erop gewezen dat geen van de aangevers rept over een gouden tand bij de dader. De rechtbank overweegt in dat verband dat het feit dat de aangevers in de hectische en bedreigende situatie een gouden tand niet hebben opgemerkt, geenszins de conclusie rechtvaardigt dat de dader dan ook geen gouden tand zou hebben. Op de meest genoemde punten: leeftijd, lengte, niet blank, postuur en kleding past verdachte wel binnen het door aangevers gegeven signalement van de dader.
Tenslotte neemt de rechtbank ten bezware van verdachte in aanmerking dat verdachte geen enkele verklaring heeft willen geven, terwijl dat gezien alle belastende feiten en omstandigheden in deze zaak toch wel van verdachte mag worden verlangd.
Concluderend, de rechtbank heeft geen twijfel bij de vaststelling dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan de afpersing van de drie taxichauffeurs.
Daarbij stelt de rechtbank ook vast dat het door verdachte wegnemen van de autosleutel met betrekking tot feit 2 cumulatief moet worden gekwalificeerd als een diefstal met geweld.
3.4.2Dagvaarding II – de bedreigingen
Aangifte
Op 28 april 2016 is namens medewerkers van de TBS kliniek De Kijvelanden aangifte gedaan van bedreigingen. Uit deze aangifte blijkt dat in de periode 19 april 2016 tot 21 april 2016 meerdere medewerkers van De Kijvelanden telefonisch zijn bedreigd. Veel van deze medewerkers hebben gemeend de stem van verdachte te herkennen. Als er gebeld werd, dan was er meestal geen telefoonnummer zichtbaar, maar één keer was dit wel het geval. Er werd toen gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer] , onder welk nummer verdachte bij
de reclassering bekend was.
Een viertal medewerkers is als getuige gehoord
Eén van de telefonisch bedreigde medewerkers is [slachtoffer 4] Zij werd op 21 april 2016 door de beller bij naam genoemd en er werd tegen haar gezegd dat hij haar zou opwachten op de parkeerplaats en dat hij haar kankerkop zou verbouwen.Zij heeft verdachte herkend aan zijn stem.
Ook [slachtoffer 5] is op 21 april 2016 gebeld en is toen meermalen gedreigd en uitgescholden. De beller heeft onder meer tegen hem gezegd dat hij hem en [slachtoffer 6] zou opwachten op de parkeerplaats en hen zou gaan afschieten met pistolen, Uzi’s en andere automatische wapens.[slachtoffer 5] heeft eerder verdachte behandeld op zijn afdeling en heeft verdachte herkend aan zijn stem.
[slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op 21 april 2016 ook diverse keren is gebeld door verdachte, waarbij onder meer is gezegd: “Ik ga jullie opwachten op de parkeerplaats” en “Ik ga jullie doodschieten met een uzi”.
Daarnaast is ook [slachtoffer 7] op 21 april 2016 gebeld en bedreigd met de woorden: “Je bent een kankerlijer en ik pak jou en je kinderen”.Ook [slachtoffer 7] heeft verdachte aan zijn stem herkend.
Bevindingen verbalisanten
Na onderzoek bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer] , waarmee in ieder geval éénmaal naar De Kijvelanden is gebeld en bedreigingen zijn geuit, bekend was bij de reclassering Den Haag als het telefoonnummer van verdachte.
Gelet hierop zijn de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] opgevraagd in de periode 19 april 2016 tot 21 april 2016. Uit dit onderzoek is gebleken dat er in deze periode in totaal 157 keer telefonisch contact is geweest tussen dat telefoonnummer en De Kijvelanden.Uit de telefoongegevens is verder gebleken dat in het merendeel van deze gevallen is gebeld vanaf de zendmast Spechtlaan te Leidschendam.
3.4.2.1 De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat er op 21 april 2016 meermalen is gebeld naar medewerkers van De Kijvelanden, waarbij aan ieder van hen vergelijkbare bedreigende teksten zijn geuit. De link naar verdachte wordt gelegd door het objectieve gegeven dat bij één van deze telefoongesprekken het betreffende telefoonnummer van de beller zichtbaar was. Dit betrof het telefoonnummer [telefoonnummer] , welk telefoonnummer bij de reclassering bekend was als het telefoonnummer van verdachte.
Uit het daarop volgend onderzoek naar de historische gegevens van dit telefoonnummer is vervolgens gebleken dat van de 157 oproepen, tussen 19 en 21 april 2016, in de meeste gevallen de zendmast aan de Spechtlaan te Leidschendam is aangestraald, wat een zendmast is in de nabijheid van de woning van [betrokkene 1] , de vriendin van verdachte.
Daarbij komt dat de vier bedreigde medewerkers verdachte aan de telefoon hebben herkend aan zijn stem. Eén van de medewerkers heeft hierover verklaard dat hij verdachte aan zijn stem heeft herkend, omdat hij hem eerder heeft behandeld. Het is de rechtbank bekend uit de over verdachte opgemaakte rapportages dat hij een jaar voordien patiënt is geweest van deze kliniek. Daarnaast is één van de medewerkers tijdens het telefoongesprek door de beller bij naam genoemd, waaruit blijkt dat de beller deze medewerker kennelijk zelf kent. Dat de medewerkers een voormalige patiënt kunnen herkennen aan zijn stem, komt de rechtbank op zichzelf aannemelijk voor en deze meervoudige stemherkenning kan, aangezien dit niet het enige bewijsmiddel is waarop de bewezenverklaring rust, bijdragen aan het bewijs in deze zaak, ook al zijn de medewerkers niet geschoold in stemherkenning, zoals door de verdediging op zich terecht is aangevoerd.
De verdediging heeft nog het argument gevoerd dat het bewijsminimum niet is gehaald, omdat iedere medewerker slechts voor zichzelf heeft verklaard dat hij/zij is bedreigd. De rechtbank oordeelt, dat – gezien de opmerkelijke veelheid aan telefoontjes, de vrijwel gelijktijdigheid van de gestelde bedreigingen, de inhoud daarvan en de kring van medewerkers van De Kijvelanden als kennelijke doelgroep – elke afzonderlijke bedreiging door de andere bedreigingen wordt ondersteund en daardoor meer aannemelijk wordt gemaakt. Tezamen vormen de aangiften van de medewerkers voldoende bewijs dat de inhoud van de individuele telefooncontacten steeds bedreigend van aard waren.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband bezien acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is die in die paar dagen veelvuldig naar medewerkers van De Kijvelanden heeft gebeld en hen hierbij heeft bedreigd. De bedreigingen waren van dien aard en hebben onder zodanige omstandigheden plaatsgevonden, dat deze een daadwerkelijke vrees konden opwekken bij de aangevers dat zij bij een confrontatie met verdachte zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen dan wel dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 21 april 2016 – de aangevers spreken concreet alleen over bedreigingen op deze datum en niet over de gehele periode – schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen met zware mishandeling en met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , allen medewerkers van De Kijvelanden.