Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
De stichting Stichting [A],
[B],
- het verzoekschrift;
- de producties die ter terechtzitting van 18 april 2017 door [A] zijn overgelegd;
- het verweerschrift;
- de producties die ter terechtzitting van 16 mei 2017 door partijen zijn overgelegd.
de standpunten
de beoordeling
Als de transactie doorgaat zullen wij de beide schuldenaren [LW] niet op hun hoofdelijkheid aanspreken. Inzake de aansprakelijkheid voor overige ‘modulus schulden’ behouden wij ons alle rechten voor tot na de totale afwikkeling.” Ter terechtzitting is onweersproken aangevoerd dat met “
schuldenaren [LW]”wordt verwezen naar de hiervoor vermelde hypothecaire geldleningen. In een eerder bericht (d.d. 1 mei 2012) deelde de heer [G] mee: “
Al in een veel eerder stadium hebben wij aangegeven dat na volledige afwikkeling wij ons beraden over die borgstellingen en dat daarbij de opstelling gedurende het afwikkeltraject van([B]; rb.)
en[L]; rb.)
van groot belang is.”
Tijdens bovenstaand overleg(d.d. 26 januari 2010; rb.)
heeft de heer [X] de volgende vraag gesteld aan de heren van [A] Achmea, de heer [M] en de heer [V]. In het geval de heren [B] en [L] zich volledig inspannen om de door [A] Achmea gefinancierde portefeuille af te bouwen en de schade te beperken worden zij dan niet in prive door [A] aangesproken op hun prive borgstellingen en vraagt [A] dan niet het persoonlijke faillissement van de [B] en [L] aan.
Tijdens de periode van onderhandelingen is duidelijk aangegeven en per mail aan mij bevestigd op 1 mei 2012 en in de mail van 16 mei 2012 dat [B] en mevrouw [K], niet voor een restant schuld uit hoofde van de door Syntrus Achmea / [A] verstrekte hypothecaire leningen op de twee woningen aan de [LW] hoofdelijk zouden worden aangesproken indien zij medewerking zouden verlenen aan de verkoop van hun twee woningen;”