ECLI:NL:RBDHA:2017:6524
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring voor woningzoekende na echtscheiding met minderjarig kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. De eiser, die na zijn echtscheiding geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, verzocht om een urgentieverklaring voor voorrang bij de woningtoewijzing. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, met als argument dat er geen aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule, ondanks de omstandigheden van de eiser en zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de situatie van de eiser niet voldoende afwijkt van die van andere woningzoekenden. De rechtbank benadrukte dat de hardheidsclausule discretionair is en dat verweerder veel beoordelingsvrijheid heeft. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende rekening had gehouden met de belangen van het kind, en dat de omstandigheden van de eiser niet zodanig waren dat hij voorrang bij de woningtoewijzing moest krijgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.