ECLI:NL:RBDHA:2017:6525
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen ongeldigverklaring rijbewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag, en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 27 mei 2016 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard met ingang van 3 juni 2016. Eiser diende hiertegen een bezwaarschrift in, maar het CBR verklaarde dit bezwaar op 16 augustus 2016 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 22 maart 2017 heeft eiser zijn situatie toegelicht. Hij gaf aan dat hij zich niet bewust was van de deadline voor het indienen van een bezwaarschrift en dat hij in die periode onder veel stress stond door zijn opleidingen en tentamens. Daarnaast werkte hij veel om zijn ouders financieel te ondersteunen en verbleef hij een week in het buitenland. Eiser voegde hieraan toe dat zijn grootmoeder ziek was, wat zijn situatie verder bemoeilijkte.
De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangevoerde persoonlijke omstandigheden niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding leidden. De rechtbank benadrukte dat eiser pro forma bezwaar had kunnen instellen en later de bezwaargronden had kunnen indienen. Ook had hij maatregelen kunnen treffen voor zijn post tijdens zijn afwezigheid in het buitenland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het CBR om het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren.